ECLI:NL:HR:2011:BP1288

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01863 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex art. 552a Sv tegen de schriftelijke kennisgeving a.b.i. art. 116.3 Sv met betrekking tot een inbeslaggenomen varken

In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen de schriftelijke kennisgeving van het Openbaar Ministerie (OM) dat het voornemen bestaat om een inbeslaggenomen varken terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. De Rechtbank te Haarlem had op 25 maart 2010 geoordeeld dat de klaagster, die het varken had meegenomen en als bewaarder was aangesteld, niet-ontvankelijk was in haar klaagschrift. De Rechtbank oordeelde dat de eigenaar van het varken [betrokkene 1] was en dat de klaagster geen rechten kon ontlenen aan de stelling dat zij het varken beter kon verzorgen dan de eigenaar. De klaagster heeft hiertegen cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.L.M. van der Voet.

De Hoge Raad heeft de zaak op 22 maart 2011 behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal Silvis gevolgd, die had gepleit voor vernietiging van de beschikking van de Rechtbank en verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR LJN BL2823) en bevestigde dat de Rechtbank de juiste maatstaf had aangelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de overweging van de Rechtbank over de zorg voor het varken door de klaagster een overweging ten overvloede was, en dat het middel van de klaagster faalde. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de Rechtbank.

Uitspraak

22 maart 2011
Strafkamer
nr. 10/01863 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 25 maart 2010, nummer RK 10/386, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank bij de beoordeling van het klaagschrift een verkeerde maatstaf heeft aangelegd.
2.2. Het klaagschrift behelst een beklag tegen het voornemen van de Officier van Justitie om het onder klaagster inbeslaggenomen varken op de voet van art. 116, tweede lid onder a, Sv aan de rechtmatige eigenaar terug te geven.
2.3. De Rechtbank heeft de klaagster niet-ontvankelijk in haar klaagschrift verklaard. Zij heeft daartoe het volgende overwogen:
"Eigenaar van het varken is [betrokkene 1]. Klaagster heeft het varken meegenomen en is op 18 februari 2010 als bewaarder aangesteld.
De officier van justitie heeft inmiddels besloten het varken terug te geven aan de eigenaar.
Klaagster claimt een beter recht te hebben op het varken.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat nu klaagster geen rechten kan ontlenen aan de enkele stelling dat zij het varken beter kan verzorgen dan de eigenaar, zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klaagschrift."
2.4. In een geval waarin de beslagene op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend tegen de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in art. 116, derde lid, Sv dat het openbaar ministerie voornemens is het inbeslaggenomen voorwerp te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene, te weten degene die - naar het oordeel van het openbaar ministerie - redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, dient de rechter te beoordelen of die ander redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt (vgl. HR 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.12).
2.5. De Rechtbank heeft overwogen dat [betrokkene 1] eigenaar van het varken is. Daarmee heeft de Rechtbank tot uitdrukking gebracht dat degene aan wie het Openbaar Ministerie voornemens is het inbeslaggenomen varken te doen teruggeven, [betrokkene 1], als rechthebbende van het varken moet worden aangemerkt. De Rechtbank heeft derhalve de juiste maatstaf aangelegd. De in het middel bedoelde overweging van de Rechtbank omtrent de stelling van de klaagster dat zij het varken beter kan verzorgen dan de eigenaar, is een overweging ten overvloede, zodat het middel zich daartegen tevergeefs keert.
2.6. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2011.