ECLI:NL:HR:2011:BP1768
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van buitenlandse uitspraak onder EEX-Verordening
In deze zaak gaat het om een verzoek tot verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van een uitspraak van het Landgericht Berlin, gedaan op 19 september 2008. De verzoekers, wonende in Duitsland, hebben in de Duitse procedure aanvankelijk een bevoegdheidsverweer op grond van artikel 22 van de EEX-Verordening ingediend, maar dit verweer later ingetrokken. De rechtbank 's-Gravenhage heeft het verzoek tot tenuitvoerlegging afgewezen, waarop de verzoekers in cassatie zijn gegaan. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank zelfstandig en inhoudelijk had moeten beoordelen of de Duitse rechter artikel 22 EEX-Verordening heeft geschonden. De Hoge Raad benadrukt dat de toepassing van nationaal procesrecht geen afbreuk mag doen aan het nuttig effect van de EEX-Verordening. De Hoge Raad concludeert dat de vordering van de verzoekers niet betrekking heeft op een zakelijk recht op onroerend goed, maar op een persoonlijk recht, en dat de Duitse rechter dus niet bevoegd was. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de kostenveroordeling van de rechtbank.