Achtergrond
Een kantoorgenoot van de raadsman krijgt in een hele andere strafzaak, die van zijn cliënt meneer G., die niets met deze zaak te maken heeft en waarin verdachte [verdachte] totaal geen rol speelt, een aantal DVD's waarop gesprekken staan die via 2 lijnen in PI 't Schouw gevoerd zijn vanaf 8 september 2007 t/m december 2007.
Op die DVD's blijken door een omissie niet alleen de door meneer G. gevoerde gesprekken te staan, maar tevens gesprekken die door allerlei andere gedetineerden via die 2 lijnen zijn gevoerd.
Vreemd genoeg beluistert de raadsman van [verdachte] deze DVD's en zegt daar de stem van zijn cliënt [verdachte] op aan te treffen, in gesprek met zijn kantoor.
De raadsman maakt nu van deze DVD's een punt, ze zijn een eigen leven gaan leiden, terwijl ze geen onderdeel uitmaken van het dossier [verdachte] (ze zijn niet aan dit dossier toegevoegd), en terwijl er door de RC geen machtiging is afgegeven voor het afluisteren van deze gesprekken waaraan [verdachte] deelneemt. Bovendien is de raadsman zelf niet op rechtmatige wijze aan deze DVD's gekomen.
De vraag rijst of enig belang van [verdachte] hiermee is geschonden.
(...)
Brief raadsman d.d. 3 februari 2009 en opmerkingen in proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 18 februari 2009
Ik zal vervolgens de brief van de raadsman d.d. 3 februari 2009 en zijn standpunten op de zitting van 18 februari 2009 van commentaar voorzien.
1. Start onderzoeksperiode
De raadsman zegt allereerst in zijn brief van 3 februari 2009: mevrouw Hopman voldeed niet aan de opdracht van het hof want ze heeft kennelijk informatie ingewonnen vanaf 8 september 2007, terwijl de detentie van [verdachte] in september 2006 begon.
Mevrouw Hopman is de zaaksofficier van het onderzoek Gabriela en kan als zodanig alleen uitspraken doen over dit onderzoek en de taps daarin. Mevrouw Hopman heeft in haar brief verwezen naar de fax van de raadsman van 2 september 2008, en zegt dat in de fax van de raadsman de periode van detentie staat. Daar was zij dus van op de hoogte en daar heeft zij naar gekeken.
Bovendien heb ik op woensdag 2 augustus jl. telefonisch contact met mevrouw Hopman gehad. Zij heeft toen bevestigd dat ze de fax van de raadsman had gelezen. Ze zei verder dat ze de taps van het onderzoek Gabriela had bezien vanaf de start van de detentie van [verdachte], te weten september 2006. Aangezien in het onderzoek Gabriela slechts eenmaal een tap op lijnen van een PI is geweest en deze PI-tap van start ging vanaf september 2007, is slechts deze periode van belang.
2. Raadpleging gespreksgegevens
De raadsman geeft aan dat hij niet begrijpt op welke wijze dit is gebeurd, maar mevrouw Hopman heeft ook dit punt in haar brief van 21 oktober 2008 helder uiteen gezet. De printlijsten van de 2 getapte lijnen van de PI d.w.z. een overzicht van de door de gedetineerden gekozen telefoonnummers zijn bekeken en ze legt uit dat het mogelijk is dat na het eerstgekozen nummer nog een ander nummer wordt gekozen door een gedetineerde, na beëindiging van het eerste gesprek. Dat tweede, of volgende, nummer is vervolgens niet zichtbaar op de printlijst. In haar brief stelt zij dat het mogelijk is dat de printlijst niet volledig is, en dat het niet is uit te sluiten dat er telefoonnummers zijn gekozen en er een gesprek heeft plaatsgevonden dat niet op de printlijsten voorkomt.
(...)
4. Mevrouw Hopman over geheimhoudersgesprekken
De raadsman stelt dat mevrouw Hopman op twee zittingen zelf over de geheimhoudersgesprekken zou hebben gesproken, en het bestaan ervan nu ontkent. In het eerdergenoemde telefoongesprek met haar op 12 augustus jl. heeft zij aangegeven ter zitting van de zaak Gabriela slechts een algemene opmerking te hebben gemaakt.
Zij heeft gezegd dat er tussen de 19.000 gesprekken ongetwijfeld geheimhoudersgesprekken zitten, omdat telefoneren via een Pl-lijn nu eenmaal naast bezoek de enige manier is waarop een gedetineerde contact kan hebben met zijn raadsman.
Het OM weet dit echter niet zeker want politie en OM hebben de gesprekken niet beluisterd. Daarvoor is immers ten aanzien van andere personen dan meneer G.geen machtiging afgegeven door de RC, dat is dus niet geoorloofd, voor geen van de procespartijen. Ik geef het Hof daarom met klem in overweging dat om die reden ook niet te doen of te gelasten.
De raadsman heeft op 18 februari 09 nog naar voren gebracht dat Hopman heeft nagelaten kennis te nemen van de DVD's. Zoals hierboven is aangegeven heeft mijn collega hierin juist gehandeld, zij mocht van de DVD's zoals verstrekt in deze vorm geen kennis nemen.
Aandachtspunten raadsman met betrekking tot het door hem noodzakelijk geachte onderzoek
Het Hof gaf zoals eerder gezegd op 23 juli 2008 opdracht om de volgende vragen te beantwoorden: "of en hoe vaak in de periode dat de verdachte preventief gehecht is geweest, telefoongesprekken tussen verdachte en advocaten en/of personeel van advocatenkantoren zijn opgenomen en bewaard".
Aan die opdracht is door mevrouw Hopman geheel voldaan. Het Hof heeft niet bevolen, zoals de raadsman betoogt, dat de gesprekken op de DVD's moeten worden beluisterd, het zou in strijd zijn met de wet en de beginselen van behoorlijke procesorde zijn als dat toch zou gebeuren.
De raadsman noemt nog de historische printgegevens alsmede het tellen van de gesprekken, ik zie niet in wat dat toevoegt in deze zaak. Met betrekking tot geheimhoudersgesprekken heeft het OM inmiddels zijn verantwoordelijkheid genomen, in alle lopende zaken worden gecheckt of zich daarin mogelijk geheimhoudersgesprekken bevinden. In deze zaak was dat echter in het geheel niet aan de orde, geheimhoudersgesprekken maakten en maken geen onderdeel uit van dit strafdossier, daarom was dit niet te voorzien. Het OM hecht belang aan de vertrouwelijkheid van de contacten tussen verdachten en geheimhouders, maar de huidige apparatuur maakt het nu eenmaal niet mogelijk om gesprekken met geheimhouders van opnemen uit te sluiten.
(...)
Conclusie
In de zaak [verdachte] is absoluut geen sprake geweest van juist genoemde omstandigheden. Sterker nog, de gesprekken maken helemaal geen onderdeel uit van het dossier [verdachte] en zijn (dus) niet richtinggevend zijn geweest voor het onderzoek.
Bovendien is het materiaal niet gebruikt voor het bewijs.
De belangen van [verdachte] zijn niet daadwerkelijk geschonden, er is niet gehandeld in strijd met wettelijke voorschriften en daarom is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en dient een volledige inhoudelijke behandeling te volgen.
De raadsman voert nog aan dat het verzuim zo ernstig is, dat dit het individuele belang overstijgt.
Aangezien het OM zijn verantwoordelijkheid heeft genomen in deze kwestie is er geen algemeen belang gemoeid met niet-ontvankelijkverklaring van het OM."