ECLI:NL:HR:2011:BP2993
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- A.H.T. Heisterkamp
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Discriminatie in heffingskortingen bij geboorte versus overlijden van een kind
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, die in 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft ontvangen. Na bezwaar en een ongegrond verklaard beroep bij de Rechtbank te Breda, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad behandelt de zaak en oordeelt over de vraag of de eis dat een kind meer dan zes maanden tot het huishouden van de belanghebbende moet behoren voor het verkrijgen van heffingskortingen, discriminerend is ten opzichte van situaties waarin een ouder of kind overlijdt.
Belanghebbende, die op 29 juli 2006 moeder is geworden, maakt aanspraak op verschillende kinderkortingen, maar voldoet niet aan de eis van zes maanden. Zij stelt dat deze eis in het jaar van geboorte van het kind leidt tot discriminatie in vergelijking met gevallen van overlijden. Het Hof heeft dit standpunt verworpen, en de Hoge Raad bevestigt deze beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat de regeling die de eis van zes maanden stelt, een objectieve en redelijke rechtvaardiging heeft, en dat het verschil in behandeling niet als ongeoorloofd kan worden aangemerkt.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en openbaar uitgesproken op 4 februari 2011.