ECLI:NL:HR:2011:BP4660
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Recht op laatste woord in cassatie en de gevolgen van eerdere verklaringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1969, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Midden Holland'. De verdachte had eerder het recht op het laatste woord gekregen tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 19 april 2010. Op de nadere terechtzitting op 22 april 2010 werd het onderzoek hervat, maar de verdachte sprak niet opnieuw. De Hoge Raad oordeelde dat, aangezien de verdachte al het laatste woord had gehad en er geen nieuwe onderzoekshandelingen waren verricht, het hof niet verplicht was om de verdachte opnieuw het laatste woord te geven. Dit werd bevestigd door eerdere jurisprudentie, waarin werd gesteld dat het recht op het laatste woord niet opnieuw hoeft te worden verleend als er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die dit recht rechtvaardigen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de middelen van cassatie niet tot een andere uitkomst konden leiden. De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele waarborgen in het strafrecht en de rol van de rechter in het waarborgen van een eerlijk proces.