ECLI:NL:HR:2011:BP4803
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in cassatie bij verzuim tot betekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2011 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn cassatieberoep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem van 11 augustus 2010. De rechtbank had op vordering van de Gemeente Overbetuwe de onteigening uitgesproken van bepaalde perceelsgedeelten, met bepaling van een voorschot op de schadeloosstelling. De Gemeente heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn cassatieberoep, omdat de cassatieverklaring niet binnen de voorgeschreven termijn van twee weken was betekend. De Hoge Raad oordeelde dat, hoewel [eiser] tijdig cassatieberoep had ingesteld door de verklaring op 19 augustus 2010, de betekening van deze verklaring en de dagvaarding niet binnen de termijn van art. 54l van de Onteigeningswet had plaatsgevonden. Hierdoor heeft het vonnis van de rechtbank op 9 september 2010 kracht van gewijsde gekregen, wat betekent dat het niet meer kan worden aangevochten. De Hoge Raad verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 359,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige betekening in cassatieprocedures en de gevolgen van verzuim hierin.