2.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"A1. Van de zijde van verdachte is het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard nu er sprake is van een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van de zaak, zo althans wordt het door de raadsman gevoerde verweer verstaan.
Dit verweer is door de raadsman als volgt toegelicht.
A2. Er is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 80 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Op geen enkele wijze blijkt uit de inhoud van het strafdossier dat het bestuur van 's Rijksbelastingen op grond van een belangenafweging tot vervolging heeft besloten en op grond van dat besluit het proces-verbaal aan de officier van justitie heeft doen toekomen. Zo blijkt niet dat het zogeheten tripartite-overleg heeft plaatsgevonden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
A3. Op grond van de processtukken alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
- Op 3 juli 1997 werd door de Leitende Oberstaatanwalt te Kleve (Duitsland) aan de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch middels een rechtshulpverzoek verzocht om huiszoeking ter inbeslagneming te doen op het oude en nieuwe vestigingsadres van [A] en op het huisadres van [medeverdachte 3];
- Door de rechter-commissaris werd op 19 januari 1998 uitvoering gegeven aan de betreffende rechtshulpverzoeken;
- Op 24 maart 1998 werd door de rechter-commissaris toestemming gegeven om de bij de voornoemde huiszoekingen aangetroffen en in beslaggenomen goederen en bescheiden over te dragen aan de afdeling opsporing van Gak Nederland BV, bij welke uitvoeringsinstelling [A] Beheer als werkgever was aangesloten;
- Op 8 april 1998 werd door de rechter-commissaris toestemming gegeven aan SFB Uitvoeringsorganisatie Sociale Verzekeringen om gegevens met het Gak uit te wisselen;
- Naar aanleiding van overgedragen bescheiden uit het rechtshulpverzoek en de op grond van E.E.G.-verordening 1408/71, artikel 84, verkregen informatie van de Duitse autoriteiten, werd door de opsporingsdienst van Gak Nederland bv een validiteitsonderzoek ingesteld naar [A];
- Uit een faxbericht van 12 oktober 1998 uit het belastingdossier bleek dat er over de jaren 1996 en 1997 afdrachtverschillen loonbelasting/premie volksverzekeringen waren geconstateerd;
- Op 10 november 1998 werd namens de officier van justitie toestemming verleend voor de uitwisseling van onderlinge informatie, bescheiden en onderzoeksresultaten ten behoeve van zowel het strafrechtelijke als het administratieve onderzoek ingesteld door de opsporingsdienst van het Gak en de FIOD.
- Naar aanleiding van de bevindingen uit het validiteitsonderzoek en de bevindingen uit het dossier van de belastingdienst werd door de opsporingsdienst van het Gak en Belastingdienst FIOD een onderzoek opgestart.
A4. Naar het oordeel van het hof moet gelet op de inhoud van de Richtlijnen aanmelding, transactie en vervolging fiscale delicten en douane delicten van 13 april 1993 (Stcrt. 1993, 75) - behoudens aanwijzingen van het tegendeel - worden aangenomen dat, in geval FIOD-ambtenaren processen-verbaal hebben ingezonden met inachtneming van de Richtlijnen, de inzending is geschied met instemming van het bestuur 's Rijks belastingen en dat aldus is voldaan aan artikel 80, lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. In aanmerking nemend dat niet een door de belastingdienst geïnitieerd onderzoek, maar een uit Duitsland afkomstige rechtshulpverzoek de aanleiding is geweest van het strafrechtelijke onderzoek, behoefde ook een beslissing van het tripartite-overleg in deze niet te worden afgewacht.
Voorts moet uit de bovengenoemde feiten en omstandigheden alsmede de inhoud van het dossier worden aangenomen voor zover door de ambtenaren van de FIOD de processenverbaal betreffende door verdachte gepleegde fiscale delicten zijn toegestuurd aan de officier van justitie, zij dit hebben gedaan met instemming van het bestuur van 's Rijks belastingen. Van aanwijzingen van het tegendeel is het hof niet gebleken.
Het hof is gezien het vorenoverwogene van oordeel dat artikel 80 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet is geschonden.
Het verweer wordt verworpen.
A5. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging."