ECLI:NL:HR:2011:BP8516

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04300
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafoplegging bij hennepteelt met onduidelijke betrokkenheid verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was betrokken bij de teelt van 8.853 hennepplanten, maar ontkende zijn betrokkenheid bij de meeste tenlastegelegde feiten. Het hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de strafoplegging onbegrijpelijk was, gezien de ontkenning van de verdachte en het aantal hennepplanten dat in de bewezenverklaring was genoemd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbeoordeling van de straf. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het hof in stand blijven. De zaak benadrukt de noodzaak van een duidelijke en begrijpelijke motivering bij strafoplegging, vooral wanneer de verdachte zijn betrokkenheid ontkent.

Uitspraak

31 mei 2011
Strafkamer
nr. 09/04300
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 februari 2009, nummer 20/000927-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, doch uitsluitend wat betreft de straftoemeting, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. Nu deze reactie na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingekomen, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het vierde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat de motivering van de strafoplegging onbegrijpelijk is.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"parketnummer 02-620236-07:
1. hij in de periode van de maand januari 2006 tot en met 20 februari 2007 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1a] hoeveelheden van ongeveer 884 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. hij in de periode van de maand oktober 2006 tot en met de maand februari 2007 te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [b-straat 1a] een onbekend aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
parketnummer 02-800528-07:
1. hij in de periode van 21 december 2006 tot en met 03 mei 2007 te Oosterhout tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [c-straat] een hoeveelheid van 965 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. hij in de periode van 01 februari 2007 tot en met 11 mei 2007 te Tilburg opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [d-straat 1] een hoeveelheid van 185 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
parketnummer 02-620415-07:
1. hij op of omstreeks 25 april 2007 te Oosterhout tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [e-straat 1] een hoeveelheid van ongeveer 974 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
3.2.2. Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"(...)
Volgens de oriëntatiepunten straftoemeting, vastgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) en dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, zou voor het telen van 500 tot 1000 hennepplanten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken als passend kunnen worden beschouwd. In het dossier bevinden zich aanwijzingen met betrekking tot het aantal kweken in de verschillende kwekerijen. Het hof gaat uit van de volgende omvang van kweken
[a-straat 1a]: 5 kweken van 884 hennepplanten per kweek = 4.420 planten
[b-straat 1a]: 1 kweek van 1.000 hennepplanten = 1.000 planten
[e-straat 1]: 1 kweek van 974 hennepplanten = 974 planten
[c-straat]: 2 kweken van 965 hennepplanten per kweek = 1.930 planten
[d-straat 1]: 3 kweken van 185 hennepplanten per kweek = 555 planten
Totaal = 8.853 planten
Uitgaande van bovengenoemd oriëntatiepunt komt het telen van dit aantal planten uit op een gevangenisstraf voor de duur van ongeveer 26 maanden. Het hof neemt dit als uitgangspunt.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de volgende feiten en omstandigheden:
- verdachte heeft op een vijftal locaties (samen met (een) ander(en)) professioneel opgezette hennepkwekerijen aanwezig gehad. De kwekerijen waren zo professioneel doordacht opgezet dat er om de beurt geoogst kon worden. Daarbij was sprake van een georganiseerd verband, waarbij anderen hand- en spandiensten verrichtten;
- verdachte is bij voornoemde kwekerijen op eigen initiatief intensief betrokken geweest. Hij was de centrale figuur die anderen gebruikte om zijn eigen rol te verhullen;
- verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten uitsluitend gepleegd met het oog op persoonlijk geldelijk gewin. Mede door dit handelen van verdachte wordt de (groot)handel in soft-drugs in stand gehouden. Verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor softdrugs. De gezondheidsbelangen van anderen worden daardoor op het spel gezet en de maatschappij lijdt schade onder de door de gebruikers gepleegde criminele feiten.
Alles overziende acht hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten."
3.3. Blijkens deze overwegingen heeft het Hof geoordeeld dat bij de strafoplegging tot uitgangspunt moet worden genomen dat de verdachte betrokken is geweest bij de teelt van 8.853 hennepplanten. Dit oordeel is gelet op het in de bewezenverklaring genoemde aantal hennepplanten niet zonder meer begrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof de verdachte zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij aan de [a-straat 1a] te Rijen, heeft ontkend.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 31 mei 2011.