ECLI:NL:HR:2011:BQ1221

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03860
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende X tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De zaak betreft een verzet dat door belanghebbende was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, waarin zijn verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak werd afgewezen. De Afdeling bestuursrechtspraak had het verzet ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak, zoals bepaald in artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaart in het beroep in cassatie. Belanghebbende had betoogd dat er sprake was van een jurisdictiegeschil, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit niet het geval is. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep had zich onbevoegd verklaard, en de Afdeling bestuursrechtspraak had zich bevoegd geacht om de zaak te behandelen. Dit leidt tot de conclusie dat er geen jurisdictiegeschil is.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een belangrijke bevestiging van de regels omtrent de ontvankelijkheid van cassatieberoepen tegen uitspraken van de administratieve rechter.

Uitspraak

Nr. 10/03860
15 april 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling bestuursrechtspraak) van 19 november 2008, nr. 200800742/3, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 13 maart 2008, nr. 200800745/2, waarbij zijn verzoek tot herziening van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 5 december 2007, nr. 200705144/1, is afgewezen.
1. De uitspraak op het verzet
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
3.1. Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de administratieve rechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak. Het beroep in cassatie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2. Naar aanleiding van belanghebbendes betoog dat hier sprake is van een jurisdictiegeschil in de zin van artikel 77 van de Wet op de rechterlijke organisatie overweegt de Hoge Raad als volgt. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft zich onbevoegd verklaard om van het geschil in de onderhavige zaak kennis te nemen en het beroepschrift ter behandeling doorgestuurd naar de Afdeling bestuursrechtspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft zich wel bevoegd geacht de zaak in behandeling te nemen. Onder die omstandigheden is geen sprake van een jurisdictiegeschil als hiervoor bedoeld.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2011.