ECLI:NL:HR:2011:BQ1825

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03782
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
  • C.E. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontbinding wegens uitblijven betaling huurprijs

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil over huurrecht en de vraag of de verhuurder het recht heeft om de huurovereenkomst te ontbinden wegens het uitblijven van betaling van de huurprijs. De eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Almelo. De eisers hebben betoogd dat de verhuurder, Trebbe Projecten B.V., verwaarlozing van het onderhoud van de verhuurde woning niet kan aanvoeren als reden om de verplichting tot betaling van de huurprijs op te schorten. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 10 juni 2011 geoordeeld dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J.L.R.A. Huydecoper, strekte ook tot verwerping van het principale cassatieberoep. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

10 juni 2011
Eerste Kamer
09/03782
RM/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. A.S. Douma,
t e g e n
TREBBE PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Enschede,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en Trebbe.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 205575 CV EXPL 9478/05 van de kantonrechter te Almelo van 27 juni 2006, 9 januari 2007 en 13 maart 2007;
b. het arrest in de zaak 104.004.013 van het gerechtshof te Arnhem van 23 juni 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Trebbe heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1 De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Het principale beroep faalt. Daarmee is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld, zodat het geen behandeling behoeft.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Trebbe begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 juni 2011.