ECLI:NL:HR:2011:BQ2004
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanhoudingsverzoek wegens gebrek aan nadere schriftelijke onderbouwing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte had via zijn raadsvrouw, mr. P.W.E. Hoezen, verzocht om aanhouding van de behandeling van zijn zaak vanwege een ontsteking aan zijn hand. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen nadere schriftelijke onderbouwing was overlegd die de afwezigheid van de verdachte kon rechtvaardigen. De advocaat-generaal, Aben, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en het Hof oordeelde dat de reden voor afwezigheid onvoldoende was om de behandeling uit te stellen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het belang van een behoorlijke strafvordering zwaarder woog dan het belang van de verdachte om aanwezig te zijn. De Hoge Raad benadrukte dat het aan de verdachte of diens raadsman is om voldoende bewijs te leveren ter ondersteuning van een verzoek tot aanhouding. Het oordeel van het Hof werd als niet onbegrijpelijk beschouwd, en het beroep werd verworpen.