ECLI:NL:HR:2011:BQ3635
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Schending van de redelijke termijn in cassatie en vermindering van de straf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 18 augustus 2009 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij hij een gevangenisstraf van zes maanden was opgelegd. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Boksem, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om vermindering van de straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd tot vijf maanden en drie weken, en het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het tweede middel, dat betrekking had op de schending van de redelijke termijn in de cassatiefase, gegrond was. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding gaf tot vermindering van de straf. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, waarbij het eerste middel niet tot cassatie leidde en geen verdere motivering behoefde.
De uitspraak van de Hoge Raad is gewezen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, en is uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.