ECLI:NL:HR:2011:BQ4199

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04201
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg begrip 'geldtransactiekantoor' in de Wet inzake de geldtransactiekantoren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het functioneren als geldtransactiekantoor in de zin van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Wgt). De Hoge Raad oordeelde dat de door de verdachte voorgestane beperkte uitleg van het begrip 'geldtransactiekantoor' niet strookt met de doelstellingen van de wet. De wetgever had beoogd een ruime definitie te hanteren, die ook het verrichten van geldtransfers omvat. De verdachte had in de periode van 1 september 2006 tot en met 31 mei 2008 geldtransfers uitgevoerd voor derden, waarvoor hij een vergoeding ontving. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte, door deze activiteiten, als geldtransactiekantoor kan worden aangemerkt en dat hij derhalve in strijd met de wet heeft gehandeld. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

12 juli 2011
Strafkamer
nr. 09/04201
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 oktober 2009, nummer 22/006214-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel bevat onder meer de klachten dat het Hof het verweer dat de verdachte niet werkzaam is geweest als 'geldtransactiekantoor' in de zin van art. 1 Wet inzake de geldtransactiekantoren (hierna ook: Wgt) ten onrechte, althans onbegrijpelijk gemotiveerd heeft verworpen en dat de bewezenverklaring van feit 2, voor zover deze inhoudt dat de verdachte "als geldtransactiekantoor (in de zin van artikel 1 van de wet inzake de geldtransactiekantoren) werkzaam is geweest", niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
Deze klachten lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2.1. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2006 tot en met 31 mei 2008 in Nederland, opzettelijk als geldtransactiekantoor (in de zin van artikel 1 van de wet inzake de geldtransactiekantoren) werkzaam is geweest, immers heeft hij verdachte, in die periode steeds bedrijfsmatig ten behoeve van derden meermalen geldtransacties uitgevoerd door tegen betaling geldbedragen over te maken naar het buitenland."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"In de periode van 1 september 2006 tot en met 31 mei 2008 heb ik als opdrachtgever moneytransfers verricht naar de Dominicaanse Republiek, Colombia, Panama, Costa Rica, Guatemala en de Nederlandse Antillen. Ik had daarvoor geldbedragen voorhanden gekregen. Ik ben nooit ingeschreven geweest als transactiekantoor."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Voor die moneytransfers ontving ik per transactie een vergoeding van tussen de € 75,- en € 100,-. Het klopt dat ik wel bedragen tot € 4.000,- overmaakte."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 23-10-2007 heeft het hoofd van de FIU-NL in totaal 33 financiële transacties verdacht verklaard. Het betreffen verdachte transacties over de periode van 07-09-2006 tot en met 06-10-2007, waarbij was betrokken: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1973, te [geboorteplaats]. [Verdachte] heeft in bovengenoemde periode voor een bedrag van € 102.284,- getransfereerd middels money transfers naar de Dominicaanse Republiek (28x), Costa Rica (1x), Colombia (1x), Panama (1x) en een onbekende bestemming, vermoedelijk ook de Dominicaanse Republiek. [Verdachte] was de opdrachtgever van deze money transfers. Bij alle bovengenoemde transacties heeft [verdachte] zich gelegitimeerd met een van de navolgende legitimatiebewijzen: Paspoort no. NL[001] en een Europese identiteitskaart no. IF[002]."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"In de periode van 25-10-2007 tot en met 07-05-2008 werden er 29 verdachte transacties uitgevoerd waarbij was betrokken:
[Verdachte], geboren [geboortedatum] 1973, te [geboorteplaats], die zich legitimeerde met de navolgende legitimatiebewijzen:
OVRG Overig, niet eerder benoemd IF[002]
PASP Paspoort NL[001].
De meldingen zijn voorzien van onder andere de volgende transactiegegevens:
Euro 90, Euro 859, Euro 2522, Euro 4535, Euro 4485, Euro 3786, Euro 190, Euro 1747, Euro 100, Euro 4235, Euro 3935, Euro 2718, Euro 4715, Euro 3475, Euro 1110, Euro 1844, Euro 1844, Euro 2708, Euro 3640, Euro 4320, Euro 4611, Euro 1755, Euro 4660, Euro 2427."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"- de transacties staan niet in verhouding met de inkomsten zoals bij de Belastingdienst bekend;
- het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld;
- er is geen gebruik gemaakt van het normale gangbare financiële verkeer;
- het is aanmerkelijk duurder om geld naar het buitenland over te maken middels moneytransfers dan middels girale transacties."
f. een faxbericht van 2 juli 2008 van De Nederlandsche Bank, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 1] en [betrokkene 2], voor zover inhoudende:
"[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, was/is niet ingeschreven geweest als geldtransactiekantoor in het register dat De Nederlandsche Bank NV houdt op grond van artikel 6, tweede lid, Wet inzake de geldtransactiekantoren of heeft hier ooit een aanvraag voor ingediend."
2.3.1. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte met betrekking tot het in het middel bedoelde verweer het volgende aangevoerd:
"Feit 2: cliënt is niet werkzaam geweest, al dan niet opzettelijk, als transactiekantoor. Cliënt is immers klant. Cliënt is klant van instellingen als Grens Wissel Kantoor (GWK), Goffin Bank, Postbank en/of andere soortgelijke instellingen die van de daartoe bevoegde autoriteiten toestemming hebben verkregen en een vergunning hebben om bedrijfsmatig geldtransacties te behandelen. Als klant, als regelmatige klant, is cliënt niet werkzaam als geldtransactiekantoor. Cliënt wisselt bijvoorbeeld niet frequent coupures om. Cliënt werkt niet samen met anderen. De onder punt 2 verweten gedraging wordt uitgevoerd door het GWK niet door cliënt. Cliënt wisselt geen munten of bankbiljetten. Cliënt betaalt niet uit. Cliënt stelt de geldswaarden niet ter beschikking van derden. Dit alles doet het transactiekantoor. Cliënt levert geld in, niet meer dan dat. De handelswijze van cliënt valt niet onder de begrips-bepaling van art. 1 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren. Bij de belastingdienst zijn inkomensgegevens bekend van cliënt over 2006. Het dossier maakt geen melding van enig onderzoek bij de belastingdienst over 2007. Cliënt heeft wel wat geld verdiend voor de door hem verrichte diensten. Niet gesteld kan worden dat cliënt zich in zijn levensonderhoud voorzag door het op verzoek tegen betaling wegbrengen en laten overmaken van geld. Het handelen van cliënt kan niet als bedrijfsmatig worden gekwalificeerd. De verdediging bepleit een vrijspraak."
2.3.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit nog het volgende overwogen:
"Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof dat de verdachte, anders dan door de raadsman betoogd, wel degelijk als geldtransactiekantoor heeft gefunctioneerd. Uit de wetgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt immers dat het begrip "geldtransactiekantoor" - in navolging van het begrip "wisselkantoor", zoals dat gebezigd werd onder de reeds vervallen en door de Wet op de geldtransactiekantoren vervangen Wet inzake de wisselkantoren - ruim uitgelegd dient te worden. Een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een ander een geldtransactie uitvoert kan als geldtransactiekantoor worden aangemerkt. Onder het uitvoeren van een geldtransactie dient in ieder geval te worden begrepen het verrichten van moneytransfers. De verdachte heeft naar het oordeel van het hof in bovengenoemde zin opgetreden door tegen een vergoeding, gedurende een langere periode, veelvuldig dergelijke transacties uit te voeren voor een ander, en heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit."
2.4. In de op art. 3, eerste lid, Wgt toegesneden tenlastelegging is het begrip 'geldtransactiekantoor' klaarblijkelijk gebezigd in de zin van art. 1, aanhef en onder a, van die - ten tijde van de onderhavige tenlastegelegde feiten toepasselijke - Wet inzake de geldtransactiekantoren.
2.5.1. Art. 1 Wgt luidt, voor zover hier van belang:
"In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. geldtransactiekantoor: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een derde geldtransacties uitvoert, dan wel beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming daarvan;
(...)
c. geldtransactie:
(...)
3° het in het kader van een geldelijke overmaking ter beschikking krijgen van gelden of geldswaarden, teneinde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm aan een derde elders betaalbaar te stellen of te doen stellen, dan wel het betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld, waarbij deze geldelijke overmaking een op zichzelf staande dienst is;
(...)"
2.5.2. Art. 3, eerste lid, Wgt luidt:
"Het is verboden als geldtransactiekantoor werkzaam te zijn."
2.5.3. De geschiedenis van de totstandkoming van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 27 juni 2002 (Stb. 380) als gewijzigd bij Wet van 17 december 2003 (Stb. 2004, 9) (Wet inzake de geldtransactiekantoren) houdt onder meer het volgende in:
"1. Inleiding
Op 1 januari 1995 is de Wet inzake de wisselkantoren (Wwk) in werking getreden. (...)
Sinds de inwerkingtreding van de Wwk zijn vele malafide wisselkantoren aangepakt. Op deze wijze heeft een sanering van de bedrijfstak plaatsgevonden, hetgeen heeft bijgedragen aan de integriteit van het financiële stelsel in Nederland. Niet alleen wisseltransacties worden echter gebruikt voor het witwassen van misdaadgelden. Uit zowel Nederlandse als buitenlandse onderzoeken is gebleken dat ook andere geldtransacties zoals geldtransfers (artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 3°), alsmede het inwisselen van rentecoupons (artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 2°), voor het witwassen van misdaadgelden worden gebruikt. Daarom is besloten specifieke regelgeving in te voeren voor het toezicht op instellingen die dergelijke transacties uitvoeren. Gezien de aard van de activiteiten is ervoor gekozen aansluiting te zoeken bij de systematiek van de Wwk.
(...)
Aangezien op grond van het onderhavige wetsvoorstel ook andere transacties dan wisseltransacties onder het toezicht zullen vallen, is het ongewenst de instellingen die deze transacties verrichten nog langer als wisselkantoor aan te merken. In het wetsvoorstel wordt als verzamelnaam voor de verschillende instellingen dan ook de term geldtransactiekantoor geïntroduceerd. De Wwk zal worden ingetrokken en vervangen door de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Wgt). De opzet en de meeste bepalingen van dit wetsvoorstel stemmen echter overeen met de Wwk.
(...)
2. Doelstellingen en hoofdlijnen van de wet
Het hoofddoel van de voorgestelde wet is het beschermen van de integriteit van het financiële stelsel, het tegengaan van het witwassen van misdaadgelden en het tegengaan van het financieren van terroristische misdrijven. De integriteit van het financiële stelsel kan alleen worden gewaarborgd indien malafide instellingen die financiële diensten verlenen de toegang tot de markt wordt ontzegd. Door invoering van de Wgt kunnen naast malafide wisselkantoren ook malafide instellingen die geldtransfers uitvoeren en/of rentecoupons inwisselen beter dan voorheen worden aangepakt.
(...)
In deze toelichting wordt de term geldtransfer gebruikt om de in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 3°, gedefinieerde dienst aan te duiden. In de praktijk wordt doorgaans echter de Engelse term "money transfer" gehanteerd. Deze term heeft echter het nadeel dat een money transfer ook een productnaam is, die naast verschillende andere productnamen, zoals onder andere moneygram, money order, remittance en telegraphic transfer, wordt gebruikt om de in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 3°, gedefinieerde dienst aan te bieden. Door in deze toelichting de term geldtransfer te gebruiken wordt nagestreefd dat geen enkele twijfel kan bestaan dat alle bovengenoemde producten onder de definitie van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 3°, van deze wet vallen."
(Kamerstukken II 2001-2002, 28 229, nr. 3, memorie van toelichting, p. 1-3)
"Artikel 1
In het eerste lid, onderdeel a, wordt een geldtransactiekantoor gedefinieerd als de natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van een derde geldtransacties uitvoert, dan wel beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam is bij de totstandkoming daarvan. Niet iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die deze transacties uitvoert of werkzaam is bij de totstandkoming daarvan is derhalve een geldtransactiekantoor. Alleen in geval van het beroeps- of bedrijfsmatig uitvoeren van geldtransacties of beroeps- of bedrijfsmatig daarbij bemiddelen, dient inschrijving als geldtransactiekantoor plaats te vinden.
Onder bemiddelen kunnen de volgende activiteiten worden gerekend: het op eigen naam maar voor rekening en risico van derden verrichten van geldtransacties; het op naam en voor rekening en risico van derden verrichten van geldtransacties; het als gevolmachtigde voor derden aanbrengen van geldtransacties bij bemiddelaars; en het aanbrengen van derden bij bemiddelaars. Dit houdt in dat tussenpersonen, intermediairs, agenten en andere bemiddelaars die voor een geldtransactiekantoor ten behoeve van of op verzoek van derden geldtransacties uitvoeren of overeenkomsten afsluiten zelf in het register ingeschreven zullen moeten zijn. De genoemde activiteiten behoeven niet de hoofddoelstelling te zijn van het beroep of bedrijf van de bemiddelaar. Indien niet beroeps- of bedrijfsmatig wordt bemiddeld of door een bijkantoor, zoals een filiaal of nevenvestiging, geldtransacties worden uitgevoerd, zijn de transacties voor rekening en risico van het geldtransactiekantoor zelf en hoeft degene die de transacties uitvoert niet zelfstandig ingeschreven te staan. Hierbij wordt opgemerkt dat het geldtransactiekantoor verplicht is melding te maken van zijn bijkantoren.
In onderdeel a is uitdrukkelijk bepaald dat het om een geldtransactie ten behoeve van of op verzoek van een derde moet gaan. Hiermee wordt op zowel de opdrachtgever als de begunstigde van de transactie gedoeld. Een derde is in onderdeel b gedefinieerd als de natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die geen onderdeel uitmaakt van dezelfde groep, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o, Wtk 1992, waartoe het geldtransactiekantoor behoort. Door het opnemen van deze definitie wordt beoogd buiten twijfel te stellen dat ondernemingen die uitsluitend geldtransacties voor andere ondernemingen binnen een groep uitvoeren niet onder deze wet vallen. Zo wordt voorkomen dat de wet onbedoeld ook van toepassing is op onder andere intraconcern overboekingen.
(...)
In onderdeel c, onder 3°, wordt een geldtransfer omschreven als het in het kader van een geldelijke overmaking ter beschikking krijgen van gelden of geldswaarden, teneinde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm aan een derde elders betaalbaar te stellen of te doen stellen, dan wel het betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden, nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld, waarbij deze geldelijke overmaking een op zichzelf staande dienst is.
De geldelijke overmaking naar een derde wordt bewerkstelligd doordat het geldtransactiekantoor dat de transactie in opdracht van of namens de opdrachtgever uitvoert een betalingsinstructie doet toekomen aan het kantoor dat de uitbetaling aan de begunstigde zal uitvoeren. De begunstigde, zijnde degene aan wie de gelden of geldswaarden worden betaald of betaalbaar worden gesteld, kan een ander zijn, maar ook dezelfde persoon als de opdrachtgever.
Aan een geldtransactiekantoor kunnen voor het uitvoeren van geldtransfers gelden of geldswaarden ter beschikking worden gesteld door de opdrachtgever in de vorm van chartaal geld, in cheques, door middel van een overboeking naar een rekening van het geldtransactiekantoor en door middel van een credit- of debetkaart. Onder geldswaarden worden ook edelstenen en edele metalen begrepen. Hoe, waar en in welke vorm deze gelden of geldswaarden vervolgens worden uitbetaald of betaalbaar worden gesteld, is in dit geval niet van belang. De gelden of geldswaarden kunnen door een geldtransactiekantoor aan de begunstigde worden uitbetaald of betaalbaar worden gesteld in de vorm van chartaal geld, in cheques of door storting op of overboeking naar een rekening. Hoe, waar en in welke vorm deze gelden of geldswaarden oorspronkelijk ter beschikking zijn gesteld, is in dit geval niet van belang.
De geldtransfer is een op zichzelf staande dienst en niet een betaling of geldstroom die verband houdt met een andere dienst die door het geldtransactiekantoor wordt verleend."
(Kamerstukken II 2001-2002, 28 229, nr. 3, memorie van toelichting, p. 6-8)
"Witwassen door middel van geldtransfers kan op vele manieren, die echter allemaal grote gelijkenis vertonen. Kenmerkend bij vele witwasconstructies zijn: contante storting, kleine bedragen, onduidelijke bestemming / herkomst en contante opname.(...) De onduidelijke bestemming van de geldtransfers heeft betrekking op het volgende. Geldtransfers worden vaak uitgevoerd richting landen die niet over een (goed) functionerend en betrouwbaar regulier bancair stelsel beschikken. Dat zijn landen waar niet zoveel zaken mee gedaan worden, vandaar onduidelijk. De onduidelijke bestemming heeft mede betrekking op het feit dat niet altijd even duidelijk is wie de uiteindelijke begunstigde is of van wie de gelden afkomstig zijn. Dit heeft uiteraard mede te maken met de contante storting en opname van de gelden.
Een voorbeeld, dat zich echter in de praktijk zou kunnen voordoen, is het volgende. Een bende mensensmokkelaars uit land X maakt grote winsten en wil deze laten terugvloeien naar het herkomstland. Aangezien de winst te groot is om ineens zonder argwaan over te boeken via de gebruikelijke bancaire kanalen, zet de bende stromannen in die het geld in kleine sommen per geldtransfer naar het herkomstland over laten maken. In het land X wordt het geld vervolgens, wederom door stromannen, gecollecteerd. De winsten worden vervolgens opnieuw geïnvesteerd, in bijvoorbeeld nieuwe transporten of in de legale economie. De investeringen in de plaatselijke legale economie zijn witgewassen en kunnen, via de legale handelsbanden tussen land X en Nederland, worden aangewend door de Nederlandse tak van de bende.
Twee opmerkingen bij het bovenstaande voorbeeld. Ten eerste is de kans groot dat een deel van de stromannen op grond van de bestaande meldingsplicht van de Wet MOT tegen de lamp loopt. Ten tweede moet worden opgemerkt dat het door uw Kamer gevraagde voorbeeld bij uitstek past bij de werkingssfeer van de Wet MOT. Onderhavig wetsvoorstel beoogt de integriteit op een andere wijze te beschermen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt op pagina 2 kan de integriteit van het financiële stelsel alleen worden gewaarborgd indien malafide instellingen die financiële diensten verlenen de toegang tot de markt kan worden ontzegd. Zoals de Wet MOT toeziet op ongebruikelijke transacties, is de Wet inzake de geldtransactiekantoren bestemd om de malafide instellingen te weren en om bonafide instellingen minder toegankelijk te maken voor misbruik voor criminele transacties."
(Kamerstukken II 2001-2002, 28 229, nr. 5, nota naar aanleiding van het verslag, p. 2-3)
2.6.1. De klachten berusten op de opvatting dat degene die, zoals de verdachte, zich beroeps- of bedrijfsmatig als opdrachtgever wendt tot een bancaire instelling en aldaar ten behoeve van of op verzoek van derden door die instelling geldtransacties laat verrichten, niet zelf kan worden aangemerkt als 'geldtransactiekantoor' in de zin van art. 1, aanhef en onder a sub 3º, Wgt en niet zelf degene is die 'geldtransacties uitvoert' als bedoeld in deze bepaling. Die opvatting is onjuist. De door het middel voorgestane beperkte uitleg van het begrip 'geldtransactiekantoor' strookt niet met hetgeen gelet op doel en strekking van de Wet inzake de geldtransactiekantoren de wetgever voor ogen stond. Uit de hiervoor in 2.5.3 weergegeven wetsgeschiedenis blijkt immers dat het begrip 'geldtransactiekantoor' - net als voordien onder de Wet inzake de wisselkantoren, het begrip 'wisselkantoor' (vgl. HR 18 mei 2004, LJN AO4054, NJ 2004/497) - ruim is geformuleerd, terwijl uit de tekst van de genoemde bepaling, mede gelezen in het licht van de parlementaire geschiedenis, volgt dat ook het begrip 'geldtransacties' zodanig ruim is omschreven, dat daaronder het verrichten van geldtransfers (moneytransfers) als de onderhavige vallen. Derhalve kan degene die, zoals de verdachte, beroeps- of bedrijfsmatig ten behoeve van of op verzoek van derden geldtransfers verricht, worden aangemerkt als degene die als 'geldtransactiekantoor' 'geldtransacties uitvoert' in de zin van art. 1, aanhef en onder a sub 3º, Wgt.
2.6.2. Op het voorgaande stuiten de klachten af.
3. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 juli 2011.