ECLI:NL:HR:2011:BQ4199
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Uitleg begrip 'geldtransactiekantoor' in de Wet inzake de geldtransactiekantoren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het functioneren als geldtransactiekantoor in de zin van de Wet inzake de geldtransactiekantoren (Wgt). De Hoge Raad oordeelde dat de door de verdachte voorgestane beperkte uitleg van het begrip 'geldtransactiekantoor' niet strookt met de doelstellingen van de wet. De wetgever had beoogd een ruime definitie te hanteren, die ook het verrichten van geldtransfers omvat. De verdachte had in de periode van 1 september 2006 tot en met 31 mei 2008 geldtransfers uitgevoerd voor derden, waarvoor hij een vergoeding ontving. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte, door deze activiteiten, als geldtransactiekantoor kan worden aangemerkt en dat hij derhalve in strijd met de wet heeft gehandeld. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.