ECLI:NL:HR:2011:BQ4833
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Kinderontvoering en de gewone verblijfplaats van kinderen in het kader van het Haags Kinderontvoeringsverdrag
In deze zaak gaat het om de terugkeer van drie minderjarige kinderen naar Griekenland, waar hun vader woont. De moeder had de kinderen naar Nederland gebracht zonder toestemming van de vader, wat volgens de Centrale Autoriteit als ongeoorloofd werd beschouwd. De Hoge Raad behandelt de vraag waar de 'gewone verblijfplaats' van de kinderen ligt, zoals gedefinieerd in het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV). De moeder en de vader zijn in 2003 getrouwd en hebben samen drie kinderen, die zowel de Nederlandse als de Griekse nationaliteit bezitten. Na een periode van samenwonen in Nederland is de vader in juni 2009 naar Griekenland vertrokken, terwijl de moeder met de kinderen in juli 2009 naar Griekenland reisde in een poging haar huwelijk te redden. De moeder keerde op 25 februari 2010 met de kinderen terug naar Nederland.
De rechtbank Utrecht oordeelde dat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland was, maar het hof vernietigde deze beslissing en gelastte de terugkeer naar Griekenland. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de feiten en omstandigheden die de integratie van de kinderen in hun sociale en familiale omgeving in Nederland aantonen. De Hoge Raad concludeert dat de vader niet heeft aangetoond dat de gewone verblijfplaats van de kinderen is gewijzigd naar Griekenland. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek tot terugkeer van de kinderen wordt afgewezen.