ECLI:NL:HR:2011:BQ5780

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04196
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de voeging van een benadeelde partij als wettelijk vertegenwoordiger in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin de benadeelde partij, tevens wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, een schadevergoeding had gevorderd. De benadeelde partij had zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, zowel voor zichzelf als voor haar dochter. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de benadeelde partij zich als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige dochter in het geding had gevoegd. Dit oordeel was in overeenstemming met artikel 51b (oud) van het Wetboek van Strafvordering, dat de procedure voor voeging van benadeelde partijen regelt. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad bevestigde dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding voor de immateriële schade die haar dochter had geleden, en dat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar was. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van de rechten van minderjarigen in het strafproces en de mogelijkheid voor ouders om als wettelijk vertegenwoordiger op te treden in schadevergoedingsprocedures.

Uitspraak

5 juli 2011
Strafkamer
nr. 09/04196
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 9 oktober 2009, nummer 21/000010-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. Namens de benadeelde partij [benadeelde partij] "tevens optredende als wettelijk vertegenwoordigster namens de minderjarige [betrokkene 1]" heeft mr. M. Nurdogan-Ferwerda, advocaat te Amsterdam, schriftelijk commentaar gegeven op het beroep van de verdachte.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de benadeelde partij [benadeelde partij] zich tevens als wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1] in het strafproces heeft gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 19 juli 2008 tot en met 10 oktober 2008, te Apeldoorn en/of (elders) in Nederland opzettelijk een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, zijnde [betrokkene 1] (geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002), heeft onttrokken en onttrokken gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag (aan [benadeelde partij], de moeder van genoemde [betrokkene 1]) welke onttrekking hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, die [betrokkene 1] heeft meegenomen en opzettelijk buiten medeweten van en zonder toestemming van [benadeelde partij] heeft gebracht naar een zodanige plaats (in Tunesië), die aan [benadeelde partij] onbekend was en zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van [benadeelde partij] lag dat de uitoefening van het gezag door [benadeelde partij] onmogelijk was (geworden)."
2.3.1. Het zich bij de stukken bevindende voegingsformulier als bedoeld in art. 51b Sv houdt het volgende in:
"1. Benadeelde
Naam: [achternaam benadeelde partij]
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum]-1979 (...)
2. Gemachtigde van benadeelde
mr. M. Nurdogan-Ferwerda (...)
4a. Welke gevolgen heeft het voorval voor u gehad?
Zie productie 1.
4b. Gegevens over de schade
De totale schade bestaat uit de volgende posten:
Omschrijving Bijlagen Bedrag
1. immateriële schade nr. 1 € 10.000,00
2. vliegtickets Tunesiënr. 2 € 1.095,90
3. kosten rechts-nr. 3 € 110,50
bijstand + griffierecht
4. kosten deurwaardernr. 4 € 239,75
5. kosten telefonie Symionr. 5 € 183,00
6. kosten telefonie nr. 6 € 218,13
Vodafone
7. kosten telefonie Tele2 nr. 7 € 314,52
Totaal € 12.188,80
(...)
De schade die nog niet is/wordt vergoed en die in deze procedure wordt gevorderd bedraagt:
Totaal € 12.188,80."
2.3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt het volgende in:
"De raadsvrouw mr. Nurdogan-Ferwerda voert het woord namens de benadeelde partij overeenkomstig de door haar overgelegde toelichting (bijlage 1).
(...)
De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven:
(...) Nederhand stelt zich als benadeelde partij, blijkbaar ook als wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1]. Er blijkt ook immateriële schade te zijn met betrekking tot [betrokkene 1]. Dat staat niet op het formulier vermeld.
De raadsvrouw mr. Nurdogan-Ferwerda voert het woord, zakelijk weergegeven:
Dat is niet expliciet op het formulier aangegeven. De vordering ziet ook op de door [betrokkene 1] geleden immateriële schade. Er is geen onderscheid gemaakt tussen [betrokkene 1] en haar moeder. Er is één bedrag vermeld.
(...)
De officier van justitie voert het woord, zakelijk weergegeven:
(...)
De vordering van de benadeelde partij is goed onderbouwd. Het slachtoffer heeft recht op schadevergoeding. Aan mevrouw zou naar mijn mening een bedrag van € 5.000,- toegewezen kunnen worden terzake immaterieel geleden schade. Het overige deel vind ik te ingewikkeld en dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dat geldt ook ten aanzien van [betrokkene 1]: de schade moet nog blijken.
De materiële schade is goed onderbouwd en is toewijsbaar. Over de kosten van rechtsbijstand heeft de civiele rechter zich uitgelaten. Dit deel dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Zo ook de inkomstenderving. Mevrouw heeft wel recht op schade, maar dat is niet eenvoudig vast te stellen.
(...)
De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
(...)
De vordering van de benadeelde partij is fantastisch onderbouwd. Dat zie je niet vaak. Ik ben het met de officier van justitie eens om de immateriële schade te beperken. Bij een eerdere zaak uit de jurisprudentie bleef de desbetreffende verdachte halsstarrig weigeren om mee te werken aan de terugkeer van het kind naar Nederland. In dit geval is dat niet zo. Dit is een duister gebied, er staat niets in de gids en ook niets op rechtspraak.nl. Ik ben het verder eens met wat de officier van justitie daarover heeft gezegd.
(...)"
2.3.3. Het vonnis van de Rechtbank houdt onder het hoofd "vordering tot schadevergoeding" in:
"De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich, zowel voor zich zelf als als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [betrokkene 1], met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 15.318,80 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Dit betreft de navolgende posten.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade van [benadeelde partij] tot een bedrag van € 5.000,00, acht de rechtbank de vordering toewijsbaar, nu haar dat deel van de vordering niet onrechtmatig en ongegrond voorkomt. Dit geldt eveneens voor de gestelde materiële schade, te weten de kosten van vliegtickets naar Tunesië, de kosten van rechtsbijstand en griffierecht, de kosten van een deurwaarder en de kosten van telefonie tot een bedrag van € 2.188,80.
De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade van [betrokkene 1], alsook de door [benadeelde partij] gestelde inkomensderving ten gevolge van het tenlastegelegde, zal de rechtbank de benadeelde in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit niet zo eenvoudig van aard is, dat het zich leent voor afdoening in het kader van het strafgeding.
(...)"
2.3.4. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van [benadeelde partij] gericht aan het Ressortsparket Arnhem. Deze brief houdt onder meer het volgende in:
"Hiermee bevestig ik de ontvangst van uw brief van 13 augustus 2009, waarin u mij meedeelde dat in de strafzaak tegen [verdachte], in welke zaak ik mij destijds bij de strafrechter heb gevoegd als benadeelde partij, hoger beroep is aangetekend en (mogelijk) zal dienen bij het gerechtshof te Arnhem op 25 september 2009.
Ik deel u hierbij mee dat ik mijn oorspronkelijke vordering wel wens te handhaven."
2.3.5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover thans van belang, het volgende in:
"De voorzitter geeft de advocaat van de benadeelde partijen [benadeelde partij] en [betrokkene 1] de gelegenheid hun vorderingen nader toe te lichten, die het woord voert overeenkomstig haar pleitnota, welke aan het hof is overgelegd en aan dit proces-verbaal is gehecht en voegt hieraan toe -zakelijk weergegeven-:
(...)
De advocaat-generaal voert het woord -zakelijk weergegeven-:
(...)
De vordering van de benadeelde partij is goed onderbouwd. Mijns inziens kan ook de gevorderde inkomensschade ad EUR 1312 worden toegewezen. Daarnaast kan het voorschot ad EUR 5000,- voor de immateriële schade die [betrokkene 1] heeft geleden worden toegewezen. Er zijn gedragsdeskundige stukken ter onderbouwing.
De raadsvrouw voert het woord -zakelijk weergegeven-:
(...)
De vordering als voorschot voor de immateriële schade van [betrokkene 1] kan niet worden toegewezen. Het ouderlijk gezag is het beschermd belang. Het kind is een derde. Shockschade die is opgelopen door derden kan niet worden toegewezen.
De advocaat van de benadeelde partijen [benadeelde partij] en [betrokkene 1] voert het woord -zakelijk weergegeven-:
(...)
Wat betreft de gevorderde immateriële schade van [betrokkene 1], als iemand slachtoffer is, dan is het [betrokkene 1] wel.
(...)"
2.3.6. De bestreden uitspraak houdt onder het hoofd "de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]" het volgende in:
"De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces mede als wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1] gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt EUR 5.000,- bestaande uit immateriële schade bij wijze van voorschot. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Hoewel er in het dossier geen afzonderlijk voegingsformulier ten name van [betrokkene 1] aanwezig is, zal het hof hieraan voorbij gaan, nu de advocaat van [benadeelde partij] in eerste aanleg heeft aangegeven dat [benadeelde partij] zich ook als wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1] heeft gevoegd.
Het hof acht - anders dan de raadsvrouw van verdachte heeft betoogd - voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [betrokkene 1] door hetgeen haar door verdachte is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde aanspraak maakt op vergoeding van die schade. Het gevorderde bedrag als voorschot ad € 5.000,- acht het hof redelijk en zal dan ook worden toegewezen.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen."
2.4. Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Art. 51b (oud) Sv:
"1. Voor de aanvang van de terechtzitting geschiedt de voeging door een opgave van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust, bij de officier van justitie die met de vervolging van het strafbare feit is belast. Deze opgave vindt plaats door middel van een door Onze Minister van Justitie vastgesteld formulier en bevat de naam, voornamen, geboortedatum en woon- en verblijfplaats van de benadeelde partij.
2. Ter terechtzitting geschiedt de voeging door de opgave, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, bij de rechter uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig artikel 311 het woord te voeren. Deze opgave kan ook mondeling worden gedaan."
- Art. 421 (oud) Sv:
"1. De benadeelde partij die zich niet overeenkomstig artikel 51b, eerste of tweede lid, in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep.
2. Heeft de voeging in eerste aanleg plaats gehad, dan duurt zij, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
3. Voor zover de gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen kan de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in hoger beroep voegen.
(...)"
- Art. 1:253i Burgerlijk Wetboek:
"1. Ingeval van gezamenlijke gezagsuitoefening voeren de ouders gezamenlijk het bewind over het vermogen van het kind en vertegenwoordigen zij gezamenlijk het kind in burgerlijke handelingen, met dien verstande dat een ouder alleen, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken, hiertoe ook bevoegd is.
(...)
3. Oefent een ouder het gezag alleen uit, dan wordt door die ouder het bewind over het vermogen van het kind gevoerd en het kind in burgerlijke handelingen vertegenwoordigd.
(...)"
2.5. In aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de Rechtbank blijkt dat de advocaat van de benadeelde partij [benadeelde partij] opgave heeft gedaan van de ten behoeve van [betrokkene 1], de minderjarige dochter van Nederhand, gevorderde schadevergoeding, geeft het oordeel van het Hof dat [benadeelde partij] zich mede als wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1] als benadeelde partij in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, geen blijk van een onjuiste opvatting omtrent art. 51b (oud) Sv. 's Hofs oordeel dat [benadeelde partij], die het bedrag van haar oorspronkelijke vordering heeft gehandhaafd, zich ook in hoger beroep mede als wettelijk vertegenwoordiger van [betrokkene 1] als benadeelde partij in het geding heeft gevoegd, geeft evenmin blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering.
2.6. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 juli 2011.