ECLI:NL:HR:2011:BQ5989
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Verkrijging van eigendom door inbezitneming en verjaring in het civiele recht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de eigendom van een perceel grond en water. De eiser tot cassatie, mr. E.N. Muller, in zijn hoedanigheid als curator van de failliete vennootschap [A] B.V., vorderde een verklaring voor recht dat zijn cliënt eigenaar was van het perceel, terwijl het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, als verweerder, in reconventie stelde dat zij door verjaring eigenaar waren geworden van het perceel. De zaak had zijn oorsprong in een koopovereenkomst uit 1972, waarbij de Zuidplaspolder, de rechtsvoorganger van het Hoogheemraadschap, een stuk grond had gekocht maar de juridische levering nooit had plaatsgevonden. De Zuidplaspolder had echter het perceel in gebruik genomen en bezittingen verricht, wat leidde tot een geschil over de vraag of dit als inbezitneming kon worden gekwalificeerd.
De rechtbank oordeelde dat de Zuidplaspolder het perceel als toekomstig eigenaar in bezit had genomen, wat door het hof werd onderschreven. Het hof concludeerde dat de Zuidplaspolder zich gedurende meer dan twintig jaar als eigenaar had gedragen, wat leidde tot verkrijging van eigendom door extinctieve verjaring. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verwierp het beroep van de curator, waarbij hij oordeelde dat de omstandigheden van de zaak voldoende waren om te concluderen dat de Zuidplaspolder het bezit van het perceel had verkregen door inbezitneming. De Hoge Raad veroordeelde de curator in de kosten van het geding in cassatie, die op dat moment waren begroot op € 2.585,34.