ECLI:NL:HR:2011:BQ6712

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/05207
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake diefstal van fietsen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 18 december 2009 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986. De verdachte was beschuldigd van diefstal van twee fietsen op 7 juli 2007. De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof in strijd heeft gehandeld door een proces-verbaal van de politie als bewijsmiddel te gebruiken, waarin de verklaring van de verdachte was opgenomen, terwijl het Hof eerder had overwogen dat deze verklaring niet voor het bewijs zou worden gebruikt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

De verdachte had zich op 7 juli 2007 samen met een ander toegang verschaft tot een woning aan de [a-straat] en had daar twee fietsen weggenomen. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de verdachte, afgelegd voordat hij door een raadsman was bezocht, uitgesloten moesten worden van het bewijs. Het Hof had deze verklaringen echter niet tot het bewijs gebezigd, wat leidde tot de gegrondheid van de cassatieklacht. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de verdachte terecht zijn ingediend en dat de eerdere uitspraak van het Hof niet voldoet aan de eisen van de wet.

Uitspraak

8 november 2011
Strafkamer
nr. 09/05207
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 december 2009, nummer 20/000141-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 7 juli 2007 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een op of aan de [a-straat] gelegen woning heeft weggenomen twee fietsen, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij hij, verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door een rooster (gelegen op het keldergat) te verwijderen, vervolgens een kelderraam te verbreken en vervolgens door de ontstane opening in de garage/kelder, welke tevens toegang gaf tot het woongedeelte, te klimmen."
2.2.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak onder meer het volgende overwogen:
"(...)
Zijdens de verdachte is aangevoerd dat de verklaringen die verdachte heeft afgelegd voordat hij in het kader van zijn inverzekeringstelling door een raadsman is bezocht, dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
(...)
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte is blijkens de door de politie afgetekende verklaring optreden piket op 7 juli 2007 door diens raadsman bezocht (dossierpagina 27). Nu de verklaringen van verdachte die hij vóór of op 7 juli 2007 tegenover de politie heeft afgelegd, door het hof niet tot het bewijs worden gebezigd, behoeft dit verweer van de raadsvrouw van verdachte geen bespreking."
2.2.3. Blijkens de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv heeft het Hof onder meer als bewijsmiddel gebezigd een proces-verbaal van politie, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op 7 juli 2007 omstreeks 05.30 uur kregen wij de melding om te rijden naar de [a-straat 1] te [plaats]. Hier had de bewoner zojuist 2 inbrekers overlopen. Wij kregen het signalement van een van de daders door. Het betrof een manspersoon met blond haar, een blauwe spijkerbroek en een jas voorzien van een bontkraag. Verder zou dit een smalle persoon betreffen. Wij zijn direct ter plaatse gereden. Op de [a-straat] zagen wij een manspersoon lopen welke voldeed aan het opgegeven signalement. Wij zijn ter hoogte van deze manspersoon gestopt en spraken deze manspersoon aan. Ter hoogte van pandnummer [1] op de [a-straat] zagen wij een manspersoon gekleed in een geel shirt staan. Wij zagen dat deze man met zijn vinger in de richting van de manspersoon wees die bij ons stond en non-verbaal aangaf dat deze man de overlopen inbreker moest zijn. Vervolgens werd deze manspersoon aangehouden terzake diefstal door middel van braak. Wij plaatsten deze manspersoon vervolgens op de achterbank van ons dienstvoertuig. Ik, [verbalisant 2], ben vervolgens naar de manspersoon in het gele shirt gelopen. Ik hoorde dat deze man mij meedeelde, dat de man die wij zojuist in ons dienstvoertuig hadden geplaatst de man was die hij overlopen had in zijn woning (het hof begrijpt: aan de [a-straat 1] te [plaats]). Verder deelde deze manspersoon (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) mij, [verbalisant 2], mede dat er nog een verdachte in de omgeving zou moeten rondlopen. Deze manspersoon zou volgens de bewoner van [a-straat 1] gekleed zijn in een gevlekte legerjas voorzien van de kleuren zwart en wit.
Ik, [verbalisant 1], ben vervolgens met ons dienstvoertuig met de verdachte op de achterbank in de richting van [plaats] centrum gereden. Ik zag dat hier twee bromfietsen tegen een haag stonden bij een wit pand. Ik, [verbalisant 1], vroeg de verdachte naar zijn naam en legitimatiebewijs. De verdachte deelde mij mede dat hij genaamd was: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats]. Ik, [verbalisant 1], vroeg de verdachte of een van de brommers van verdachte was. Ik hoorde dat hij hierop bevestigend antwoordde. De verdachte gaf verder aan dat hij met deze brommer naar [plaats] was gekomen naar een feest. De [verdachte] deelde mij vervolgens mede dat hij niet bij mensen in de tuin had mogen komen en geen fietsen had moeten wegnemen. Verder deelde de [verdachte] mij mede dat hij samen met een vriend was geweest.
De aangever deelde mij, [verbalisant 1], mede dat hij de tweede man had zien lopen op de [a-straat] ter hoogte van het bruggetje. Ik, [verbalisant 1], zag ter hoogte van het bruggetje gelegen op de [a-straat], een manspersoon lopen welke een wit en zwart gevlekte jas droeg. Ik heb deze man vervolgens aangehouden. Ik hoorde op dat moment dat [verdachte] aan het schreeuwen was in de richting van de tweede verdachte. Ik hoorde dat [verdachte] riep: "beroep je zwijgrecht en vertel niets".
Wij, verbalisanten, zijn ter plaatse gegaan bij de aangever van [a-straat 1] te [plaats]. De aangever liet mij, [verbalisant 2], de fietsen zien welke door de verdachten buiten het pand waren klaargezet."
2.3. Het middel klaagt terecht dat het bezigen als bewijsmiddel van voormeld proces-verbaal van politie, inhoudende onder meer de op 7 juli 2007 afgelegde verklaring van de verdachte, in strijd is met de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven overweging van het Hof dat de verklaringen die de verdachte voor of op 7 juli 2007 heeft afgelegd, niet voor het bewijs zullen worden gebezigd.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de middelen van het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 8 november 2011.