ECLI:NL:HR:2011:BQ7049

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01533
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wanprestatie en ontbinding van samenwerkingsovereenkomsten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H. van Staden ten Brink, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem, dat op 8 december 2009 was gewezen. De eiser stelde dat de verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, wanprestatie had gepleegd door ondanks de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door te gaan participeren in een ander project. De Hoge Raad verwees naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en het arrest van het hof, en oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.D.H. Asser en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

8 juli 2011
Eerste Kamer
10/01533
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 117491/HA ZA 06-194 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 mei 2006, 25 april 2007 en 28 november 2007;
b. het arrest in de zaak 107.002.461/01 van het gerechtshof te Arnhem van 8 december 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.D.H. Asser en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.