ECLI:NL:HR:2011:BQ7623
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Inkomstenbelasting en de beperking van eigen woningen voor gehuwde echtgenoten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 20 augustus 2010, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. De Hoge Raad behandelt de vraag of gehuwde en niet duurzaam gescheiden levende echtgenoten slechts één eigen woning in aanmerking kunnen nemen voor de belasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar zowel de Inspecteur als de Rechtbank te Leeuwarden hebben de aanslag gehandhaafd. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarna belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelt dat de registratie van een vennootschapsakte geen oordeel inhoudt over de juistheid van de ingangsdatum van de vennootschap onder firma. De zaak draait om de vraag of belanghebbende duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote en of hij recht had op zelfstandigenaftrek. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen, omdat de registratie van de akte niet betekent dat de Belastingdienst de ingangsdatum goedkeurt. Ook wordt bevestigd dat gehuwde echtgenoten slechts één woning als hoofdverblijf kunnen aanmerken, wat in deze zaak van belang is.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 10 juni 2011.