ECLI:NL:HR:2011:BQ7790
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat hij niet binnen de gestelde termijn van veertien dagen een schriftuur met grieven had ingediend, noch mondeling bezwaren had opgegeven tijdens de zitting in hoger beroep. De verdachte, geboren in 1984 en wonende te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. V.C. van der Velde. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte beoordeeld, waarbij het tweede middel aan de orde kwam. Dit middel stelde dat de niet-ontvankelijk verklaring in strijd was met artikel 14, vijfde lid, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat het recht op herbeoordeling van een veroordeling waarborgt. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze opvatting onjuist was, aangezien de verdachte niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van grieven. De Hoge Raad concludeerde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen aan de orde stelde die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig indienen van grieven in hoger beroep en de consequenties van het niet naleven van deze procedurele vereisten.