ECLI:NL:HR:2011:BQ8111

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01420
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijs vaststelling oneigenlijke dienstwoning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de huurprijs van een oneigenlijke dienstwoning. De eisers, bestaande uit vier personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof te Amsterdam. Deze arresten volgden op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Zaandam. De zaak betreft een vordering tot vaststelling van de huurprijs van een woning die door de eisers als dienstwoning wordt gebruikt. De eisers hebben in hun cassatieberoep verschillende klachten aangevoerd, die volgens de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, en heeft het principale cassatieberoep verworpen. Hierdoor kwam het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep van de verweerder niet aan de orde. De Hoge Raad heeft de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is vastgesteld op 25 augustus 2011 en openbaar uitgesproken op 9 september 2011.

Uitspraak

9 september 2011
Eerste Kamer
10/01420
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiseres 2],
3. [Eiser 3],
4. [Eiser 4],
allen wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. D.M. de Knijff,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER, in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J.I. van Vlijmen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 281058/CV EXPL 05-4317 van de kantonrechter te Zaandam van 15 september 2005 en 17 november 2005;
b. de arresten in de zaak 106.004.584/01 (rolnr. 482/06) van het gerechtshof te Amsterdam van 30 augustus 2007 en 8 december 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is vastgesteld op 25 augustus 2011 en gewezen door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, A. Hammerstein, W.D.H. Asser, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 september 2011.