ECLI:NL:HR:2011:BQ8196

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02311 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die in eerste aanleg en hoger beroep was veroordeeld voor het wederrechtelijk verkrijgen van voordeel. De verdachte had een bedrag van € 15.200,- onrechtmatig verkregen van de rekeningen van een slachtoffer door gebruik te maken van valse sleutels, waaronder een giromaatpas en een creditcard. De Hoge Raad oordeelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel door het Hof niet naar behoren met redenen was omkleed. De Hoge Raad merkte op dat de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen niet zonder meer redengevend waren voor de schatting van het voordeel, omdat niet kon worden afgeleid dat de bedragen daadwerkelijk met gebruik van de valse sleutels waren afgeboekt van de rekening van het slachtoffer. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde maatregel, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.

Uitspraak

6 september 2011
Strafkamer
nr. S 10/02311
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 augustus 2009, nummer 22/004151-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1944, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde maatregel, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt onder meer dat de schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet naar de eis der wet met redenen is omkleed op de grond dat de door het Hof onder de nummers 6, 28 en 38 gebezigde bewijsmiddelen daartoe niet redengevend zijn.
2.2.1. Het Hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 15.200,- en daartoe het volgende overwogen:
"Het hof komt, gelet op de door de veroordeelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep afgelegde verklaringen, de ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen van de veroordeelde d.d. 10 februari 2006 en 11 februari 2006 alsmede het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van de politie Haaglanden met nummer 1521/2005/57497, tot de navolgende berekening van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel uit het in zijn strafzaak onder 3 primair bewezenverklaarde feit.
De veroordeelde heeft ten overstaan van de politie bekend een bedrag van in totaal € 15.200,- ten gunste van zichzelf te hebben opgenomen van de rekeningen van [slachtoffer].
Op grond van het bovenstaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 15.200,- (vijftienduizend tweehonderd euro)."
2.2.2. Het Hof heeft in de strafzaak ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 01 juli 2002 tot en met 29 november 2005 te 's-Gravenhage en/of Almere en/of Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer], zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door gebruik te maken van valse sleutels te weten
- een giromaatpas ten name van [slachtoffer] met de daarbij bijbehorende pincode en
- een creditcard ten name van [slachtoffer] met de daarbij bijbehorende pincode."
2.2.3. Het Hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onder meer ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
"6. Een geschrift, zijnde een vervangend exemplaar van de 'Afrekening GIROrekening' (als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal met nummer PL1521/2005/57497-19), d.d. 1 juli 2002. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
[slachtoffer], rekeningnummer Postbank [001]
Geboekt op: 1 jul
Naam/omschrijving:[verdachte] [plaats]
Code: OV
Nr.: 1
Giro-/Bankrekening: [002]
Af/bij: AF
Bedrag: 500,00.";
"28. Een geschrift, zijnde een vervangend exemplaar van de 'Afrekening GIROrekening' (als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal met nummer PL1521/2005/57497-19), d.d. 29 november 2004. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
[slachtoffer], rekeningnummer Postbank [001]
Geboekt op: 24 nov
Naam/omschrijving:[betrokkene 1] [plaats]
Code:OV
Nr.: 14
Af/bij: AF
Bedrag: 370,00.";
"38. Een geschrift, zijnde een vervangend exemplaar van de 'Afrekening GIROrekening' (als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal met nummer PL1521/2005/57497-19), d.d. 5 december 2005. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
[slachtoffer], rekeningnummer Postbank [001]
Geboekt op: 29 nov
Naam/omschrijving: [verdachte] [plaats]
Code: OV
Nr.: 16
Giro-/Bankrekening: [002]
Af/bij: AF
Bedrag: 1.400,00
(...)"
2.3. In aanmerking genomen dat het Hof heeft overwogen dat het de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontleent aan het door middel van het in de "strafzaak onder 3 primair bewezenverklaarde feit" wederrechtelijk verkregen voordeel, zijn de hiervoor onder 6, 28 en 38 weergegeven bewijsmiddelen voor die schatting niet zonder meer redengevend nu daaruit niet kan worden afgeleid dat de daarin vermelde bedragen met gebruik van een giromaatpas dan wel een creditcard met daarbij behorende pincodes zijn afgeboekt van de rekening van [slachtoffer]. Nu het Hof heeft nagelaten te vermelden waarom het deze bewijsmiddelen desondanks heeft gebezigd bij de schatting van het op geld waardeerbare voordeel als bedoeld in art. 36e Sr, is de bestreden uitspraak niet naar behoren met redenen omkleed.
2.4. De klacht is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 6 september 2011.