ECLI:NL:HR:2011:BQ9115

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00490
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door gebrekkigheid van een bloementeeltlicentie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een geschil over een bloementeeltlicentie. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak betreft de vraag of er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de licentieovereenkomst en of de verweerster aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de gebrekkigheid van een nieuw ras.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten van de eiser in de middelen niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

De Hoge Raad heeft de eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 2.372,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door de voorzitter, E.J. Numann, en is een belangrijke uitspraak in het civiele recht met betrekking tot verbintenissenrecht en aansprakelijkheid.

Uitspraak

24 juni 2011
Eerste Kamer
10/00490
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 98/1683 van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 juli 1998, 15 september 1999 en 5 maart 2003;
b. de arresten in de zaak 03/1193/105.001.156 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 september 2005, 23 februari 2006, 28 augustus 2008 en 22 september 2009.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de voornoemde arresten van 8 september 2005, 23 februari 2006 en 22 september 2009 van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.372,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 juni 2011.