ECLI:NL:HR:2011:BR0383
Hoge Raad
- Cassatie
- Hoge Raad der Nederlanden
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep in cassatie inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2011 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van X, gevestigd te Z, tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. Het Gerechtshof had op 23 september 2010 uitspraak gedaan in de zaak met nummer P04/02752, waarin het ging om navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting voor de jaren 1990 tot en met 2000. De navorderingsaanslagen betroffen niet alleen de belastingbedragen zelf, maar ook de verhogingen en boetebeschikkingen die aan de belanghebbende waren opgelegd, evenals de beschikkingen inzake heffingsrente. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Hoge Raad niet ingaat op de inhoudelijke bezwaren van de belanghebbende tegen de eerdere uitspraak van het Gerechtshof. Dit heeft tot gevolg dat de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft en de navorderingsaanslagen, alsook de daarbij behorende verhogingen en boetes, gehandhaafd blijven. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de cassatieprocedure en de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in belastingzaken verduidelijkt.