ECLI:NL:HR:2011:BR0409

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02600
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging ouderlijk gezag en ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van het ouderlijk gezag en de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder, wonende in Rusland, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 17 maart 2010 was gegeven. De vader, ook betrokken in de procedure, heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder in het cassatierekest beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft in zijn conclusie ook tot verwerping van het principale beroep geadviseerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep van de vader niet aan de orde.

De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de zaak is afgesloten met de verwerping van het beroep. Deze uitspraak heeft implicaties voor de betrokken partijen en de rechtspraktijk met betrekking tot ouderlijk gezag en ondertoezichtstelling.

Uitspraak

9 september 2011
Eerste Kamer
10/02600
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats], Rusland,
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 304154/FA RK 08-916 van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 oktober 2008;
b. de beschikking in de zaak 200.023.661/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 maart 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. De vader heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het principale beroep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 september 2011.