ECLI:NL:HR:2011:BR2087

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/03825
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van de proeftijd en wettelijke voorschriften in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2011 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 2 augustus 2010 had geoordeeld in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.P. de Boer, had middelen van cassatie ingediend, waarbij werd geklaagd dat het Hof had verzuimd de duur van de proeftijd te bepalen en dat het artikel 55 van de Wet wapens en munitie (WWM) niet was vermeld als wettelijk voorschrift waarop de straf mede berustte. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd dat de Hoge Raad de proeftijd op twee jaar zou bepalen en het beroep voor het overige zou verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel gegrond was, omdat het Hof inderdaad had verzuimd de proeftijd te bepalen en het artikel 55 WWM te vermelden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak verbeterd door de proeftijd vast te stellen op twee jaren en het artikel 55 WWM als wettelijk voorschrift te vermelden. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van het correct vermelden van wettelijke voorschriften in strafzaken en de noodzaak om de proeftijd te specificeren.

Uitspraak

27 september 2011
Strafkamer
nr. 10/03825
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 2 augustus 2010, nummer 21/003398-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de proeftijd op twee jaar zal bepalen, art. 55 van de Wet wapens en munitie zal aanhalen en het beroep voor het overige zal verwerpen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd de duur van de proeftijd te bepalen.
2.2. De bestreden uitspraak houdt onder het opschrift "Beslissing" het volgende in:
"Het hof:
(...)
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulpen steun te verlenen.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak inverzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht."
2.3. Het middel is gegrond. Het Hof heeft verzuimd overeenkomstig art. 14b, eerste lid, Sr de duur van de proeftijd te bepalen. De Hoge Raad zal, met herstel van deze misslag, de bestreden uitspraak verbeteren als hierna te melden.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd art. 55 Wet wapens en munitie (hierna: WWM) te vermelden als wettelijk voorschrift waarop de straf mede berust.
3.2. Het middel is gegrond. De Hoge Raad zal met toepassing van art. 441 Sv dit verzuim herstellen.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarin niet art. 55 WWM als wettelijk voorschrift waarop de oplegging van de straf mede berust, is vermeld;
vermeldt als wettelijk voorschrift waarop de strafoplegging mede berust art. 55 WWM;
verstaat dat het Hof aan de veroordeling tot een gevangenisstraf van 27 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, een proeftijd van 2 jaren heeft verbonden;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 27 september 2011.