ECLI:NL:HR:2011:BR2824

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/04797
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om nader onderzoek in cassatie en de vereisten voor gemotiveerde beslissingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 30 oktober 2009 was gewezen. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt, had cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De kern van de zaak betrof een verzoek om nader onderzoek op basis van artikel 330 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdediging had verzocht om het dossier te completeren met diverse onderzoeksresultaten en om getuigen te horen. Het hof had deze verzoeken afgewezen, maar had deze afwijzing niet in het verkorte arrest opgenomen, wat in strijd is met de vereisten van artikel 330 Sv. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het hof niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat de gemotiveerde beslissing op de verzoeken van de verdediging niet in het verkorte arrest was opgenomen. Hierdoor slaagde de klacht van de verdachte. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde beslissing door de rechter op verzoeken van de verdediging, zoals voorgeschreven in de wet.

Uitspraak

11 oktober 2011
Strafkamer
nr. 09/04797
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zitting houdende te Arnhem, van 30 oktober 2009, nummer 21/000890-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zitting houdende te Arnhem, dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte niet in het verkorte arrest, maar in de aanvulling daarop als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv heeft beslist op verscheidene verzoeken van de verdediging.
2.2. De aanvulling op het verkorte arrest houdt het volgende in:
"Nadere overweging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van 16 oktober 2009 (subsidiair) verzocht:
- het dossier te completeren met:
° alle Colombiaanse en Duitse onderzoeksresultaten;
° alle onderzoeksresultaten uit ingewonnen inlichtingen bij de insolventiekamer en de belastingdienst;
° alle gegevens betreffende de aan het financiële onderzoek ten grondslag liggende informatieverstrekking inzake de insolventiekamer en de belastingdienst en overige diensten;
- als getuigen te horen:
° [getuige 1];
° de officier van justitie die bij de zaak betrokken was ten tijde van de verhoren van [getuige 1] in juni/juli 2007;
° de verbalisanten en de onderzoeksleider die [getuige 1] gehoord hebben en/of contact met hem hebben gehad;
° de Nederlandse officier van justitie over de niet verdere vervolging van [getuige 1] in Nederland;
° de Colombiaanse en Duitse officier van justitie die bij het onderzoek waren betrokken;
° [getuige 2 t/m 4].
De gemotiveerde, afwijzende beslissing van het hof op bovenstaande verzoeken van de raadsvrouw van 30 oktober 2009 is abusievelijk niet in het verkorte arrest opgenomen.
Het hof wijst de verzoeken af, aangezien het hof in het tussenarrest van 29 april 2009 het verzoek van de raadsvrouw tot het horen van de genoemde getuigen heeft afgewezen en geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht en het hof in het tussenarrest van 29 april 2009 het verzoek tot het voegen in het dossier van de genoemde stukken heeft afgewezen nu het hof het voegen van deze stukken in het dossier niet noodzakelijk achtte en terwijl geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangebracht.
Voor zover de verzoeken van de raadsvrouw niet eerder zijn gedaan en het hof derhalve niet bij tussenarrest op deze verzoeken heeft beslist, worden deze verzoeken afgewezen nu het hof dit niet noodzakelijk acht en een onderbouwing van deze verzoeken ontbreekt."
2.3. De hiervoor onder 2.2 bedoelde verzoeken zijn verzoeken waaromtrent de rechter ingevolge art. 330 Sv op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een gemotiveerde beslissing moet geven. Een dergelijke beslissing dient te zijn vervat in het verkorte vonnis of arrest, voor zover op het verzoek niet reeds ter terechtzitting is beslist (vgl. HR 23 maart 2004, LJN AO3254). Nu noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch het verkorte arrest een zodanige beslissing inhoudt, slaagt de klacht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 11 oktober 2011.