ECLI:NL:HR:2011:BR2834
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 15 december 2009, met nummer 23/003520-08. Het beroep is ingesteld door de betrokkene, [Betrokkene 4], die ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De betrokkene heeft zich laten bijstaan door mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken op 11 oktober 2011 door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.