ECLI:NL:HR:2011:BR2911

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02253 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over teruggave van in Frankrijk inbeslaggenomen goederen en de ontvankelijkheid van de klager

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure waarbij de klager verzoekt om de teruggave van goederen die in Frankrijk in beslag zijn genomen. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde de klager niet-ontvankelijk, omdat zij van oordeel was dat er geen beslag in de zin van artikel 94a/552a van het Wetboek van Strafvordering op de goederen rustte. De Hoge Raad oordeelt echter dat indien een inbeslagneming in Frankrijk heeft plaatsgevonden in het kader van een bevel tot inbeslagneming van de Nederlandse Officier van Justitie, belanghebbenden zich schriftelijk kunnen beklagen over het uitvaardigen van dat bevel bij de Rechtbank in het arrondissement waar de Officier van Justitie het bevel heeft uitgevaardigd. Dit geldt ook als de inbeslagneming op eigen initiatief van de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling van het klaagschrift.

De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 22 december 2009, waarin de klager niet-ontvankelijk werd verklaard. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J. Lamers, stelde middelen van cassatie voor. De Advocaat-Generaal Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er geen beslag op de goederen rustte, en dat de klager wel degelijk ontvankelijk is in zijn klaagschrift. De Hoge Raad benadrukt dat een redelijke wetstoepassing vereist dat ook in het geval van een inbeslagneming op eigen initiatief van de Franse autoriteiten, er mogelijkheden zijn voor de klager om zich te beklagen bij de Nederlandse rechter.

Uitspraak

11 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/02253 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 22 december 2009, nummer RK 09/3236, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. De middelen klagen over het oordeel van de Rechtbank dat niet is gebleken dat sprake is van een beslag "in de zin van artikel 94a/552a van het Wetboek van Strafvordering". De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2. In cassatie moet van het volgende worden uitgegaan. Op basis van een "rechtshulpverzoek Frankrijk, onderzoek [A]" van de Nederlandse Officier van Justitie gericht aan de Franse autoriteiten en strekkende tot inbeslagneming van - onder meer - een schip genaamd [B] alsmede tot het "verrichten van een doorzoeking op/in genoemd schip de [B], zulks ter inbeslagname van relevante goederen/bescheiden, zoals eigendomsbewijzen e.d." is in Frankrijk beslag gelegd op voormeld schip, een motor en een stroomaggregaat. Het door een Franse gerechtsdeurwaarder daarvan opgemaakt "proces-verbaal conservatoir beslag op schip" van 24 februari 2009 houdt - in de Nederlandse vertaling daarvan - voorts in dat beslag is gelegd op "alle bijbehorende tuigage, ankergerei en bijbehorende voorwerpen".
2.3.1. In het klaagschrift zijn de goederen waarop het klaagschrift betrekking heeft nader gespecificeerd. Kort samengevat betreft het voornamelijk gereedschap.
2.3.2. De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift en daartoe het volgende overwogen:
"Uit de stukken en het onderzoek in raadkamer is niet gebleken dat de goederen van klager, als genoemd in de bijlage van zijn klaagschrift, op verzoek van de officier van justitie in Frankrijk strafrechtelijk in beslag zijn genomen. Derhalve moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat er geen beslag in de zin van artikel 94a/552a van het Wetboek van Strafvordering op de goederen rust (...)"
2.4.1. Ingeval een inbeslagneming in Frankrijk heeft plaatsgevonden in het verband van een bevel tot inbeslagneming van de Nederlandse Officier van Justitie in de zin van art. 552rr Sv kunnen belanghebbenden zich ingevolge art. 552uu, eerste lid, Sv, in verbinding met art. 552a Sv, schriftelijk beklagen over het uitvaardigen van dat bevel bij de Rechtbank in het arrondissement binnen hetwelk de Officier van Justitie het bevel heeft uitgevaardigd.
Redelijke wetstoepassing brengt mee dat ingeval een inbeslagneming heeft plaatsgevonden in het verband van een dergelijk bevel op eigen initiatief van de Franse uitvoerende autoriteiten, op de voet van art. 552a Sv bij de Nederlandse rechter kan worden geklaagd over (de voortduring van) het beslag (vgl. HR 3 juni 2008, LJN BC9015).
2.4.2. Ingeval een inbeslagneming in Frankrijk heeft plaatsgevonden in het verband van een rechtshulpverzoek van de Nederlandse Officier van Justitie, hetzij op verzoek van de Nederlandse Officier van Justitie hetzij op eigen initiatief van de Franse uitvoerende autoriteiten, brengt een redelijke wetstoepassing mee dat op de voet van art. 552a Sv bij de Nederlandse rechter kan worden geklaagd over (de voortduring van) het beslag.
2.4.3. De Rechtbank, die kennelijk van een andere opvatting is uitgegaan, heeft dit miskend.
2.5. De middelen klagen hierover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2011.