ECLI:NL:HR:2011:BS1736

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/00629
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • M.A. Loth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1963 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noord-Holland Noord, locatie Zuyder Bos', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. J. Boksem, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen grond aanwezig is voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak, maar heeft wel de opgelegde gevangenisstraf verminderd van zestien jaren naar vijftien jaren en zes maanden. Dit besluit is genomen omdat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden, wat heeft geleid tot deze overschrijding. De middelen van de verdachte konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, met medewerking van de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

11 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/00629
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 november 2009, nummer 23/000945-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord, locatie Zuyder Bos" te Heerhugowaard.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch alleen voor zover het de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf betreft, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zestien jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vijftien jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 11 oktober 2011.