ECLI:NL:HR:2011:BT1977
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake overtreding van de Wegenverkeerswet
Op 20 september 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11/00957 H, waarin een aanvrage tot herziening werd behandeld. De aanvrager, geboren in 1938, had een verzoek ingediend tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 26 januari 2009 was gewezen. In dat arrest was de aanvrager veroordeeld voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, in verband met een ongeval waarbij een ander was overleden. De straf bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van de herzieningsaanvraag vastgesteld dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de artikelen 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager had niet de noodzakelijke omstandigheden aangedragen die een herziening konden rechtvaardigen, noch had hij bewijsstukken overgelegd die de gestelde omstandigheden konden onderbouwen. Hierdoor kon de aanvrage niet worden ontvangen.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere veroordeling van het Gerechtshof te Arnhem in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een herzieningsaanvraag, en dat het ontbreken van substantiële nieuwe feiten of omstandigheden leidt tot afwijzing van dergelijke verzoeken.