ECLI:NL:HR:2011:BT2107

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02212
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de openbaarheidsvereisten bij uitspraak en aanwezigheid van de Advocaat-Generaal

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte in hoger beroep was veroordeeld. De Hoge Raad behandelt twee middelen van cassatie. Het eerste middel betreft de vraag of de uitspraak van het Hof in het openbaar is gedaan. De Hoge Raad oordeelt dat het proces-verbaal van de terechtzitting voldoende bewijs biedt dat de uitspraak op een openbare zitting heeft plaatsgevonden. De klacht van de verdachte dat dit niet blijkt uit de stukken, wordt verworpen omdat het middel feitelijke grondslag mist.

Het tweede middel betreft de aanwezigheid van de Advocaat-Generaal bij de uitspraak. De Hoge Raad stelt vast dat de wet geen nietigheid verbindt aan het ontbreken van de AG bij de uitspraak, en dat de verdachte geen rechtens te respecteren belang heeft bij deze klacht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie om deze conclusie te onderbouwen.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep in cassatie, waarbij de uitspraak op 15 november 2011 openbaar is gedaan. De beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. De zaak benadrukt het belang van de openbaarheidsvereisten in het strafrecht en de rol van de Advocaat-Generaal in het proces.

Uitspraak

15 november 2011
Strafkamer
nr. 10/02212
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 mei 2010, nummer 22/006354-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel strekt allereerst ten betoge dat de bestreden uitspraak niet in het openbaar is uitgesproken.
2.2. Het middel klaagt niet dat zich bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken niet bevindt een separaat proces-verbaal inzake de uitspraak, welke klacht zou zijn afgestuit op art. IV lid 3 van het Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008, maar klaagt dat van die uitspraak niet kan blijken uit het aan de Hoge Raad gezonden proces-verbaal van 's Hofs terechtzitting van 10 mei 2010.
2.3. Dit door de voorzitter en de griffier vastgestelde en ondertekende proces-verbaal houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat heden te 15.00 uur uitspraak zal worden gedaan ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof."
2.4. De Hoge Raad verstaat deze - in ongelukkige, immers tot misverstanden aanleiding gevende bewoordingen vervatte - vermelding aldus dat het bestreden arrest op genoemd tijdstip op een openbare terechtzitting van het Hof is uitgesproken. Het middel, dat steunt op een andere lezing van voormeld proces-verbaal, mist dus feitelijke grondslag en kan daarom niet tot cassatie leiden.
2.5. Voorts klaagt het middel dat niet blijkt van de in art. 362, eerste lid, in verbinding met art. 415 Sv voorgeschreven aanwezigheid van de Advocaat-Generaal bij het Hof bij de uitspraak.
2.6. De klacht faalt reeds omdat de wet geen nietigheid stelt op bedoeld verzuim. Bovendien heeft de verdachte geen rechtens te respecteren belang bij zijn klacht over de niet-nakoming van voormeld voorschrift, dat uitsluitend strekt ter behartiging van de belangen van het openbaar ministerie (vgl. HR 10 januari 1978, LJN AC1200, NJ 1978/451).
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 15 november 2011.