ECLI:NL:HR:2011:BT2191
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen tussenbeschikking in strafzaak
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van klaagsters tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht. De Rechtbank had op 11 oktober 2010 een klaagschrift van de klaagsters, ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, behandeld. De Rechtbank besloot het onderzoek te heropenen en de zaak voor onbepaalde tijd te schorsen, wat resulteerde in een tussenbeschikking. De Hoge Raad oordeelt dat in artikel 552d van het Wetboek van Strafvordering enkel een eindbeschikking kan worden aangevochten in cassatie. Aangezien de beschikking van de Rechtbank niet als eindbeschikking kan worden gekwalificeerd, maar als een tussenbeschikking, zijn de klaagsters niet-ontvankelijk in hun cassatieberoep. De Hoge Raad bevestigt dat er geen wettelijke basis is voor een afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking zoals in deze zaak. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 4 oktober 2011, waarbij de klaagsters niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun beroep.