ECLI:NL:HR:2011:BT2192
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen tussenbeschikking in strafzaak
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht. De Rechtbank had op 11 oktober 2010 een klaagschrift van de klager behandeld, dat was ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 1966, had een verzoek ingediend tot teruggave van inbeslaggenomen goederen. De Rechtbank besloot het onderzoek te heropenen en de zaak voor onbepaalde tijd te schorsen, wat resulteerde in een tussenbeschikking. De Hoge Raad oordeelt dat in artikel 552d van het Wetboek van Strafvordering enkel een eindbeschikking kan worden aangevochten in cassatie. Aangezien de Rechtbank geen eindbeschikking had gegeven, maar een tussenbeschikking, is het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de klager, wat de Hoge Raad bevestigde. De uitspraak werd gedaan op 4 oktober 2011 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren.