ECLI:NL:HR:2011:BT8451
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Wijziging echtscheidingsconvenant en alimentatieverplichtingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van een echtscheidingsconvenant en de daaruit voortvloeiende alimentatieverplichtingen. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Arnhem, die op 16 november 2010 was gegeven. De vrouw, verweerder in cassatie, had verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof dan ook verworpen, waarmee de eerdere beslissingen in de feitelijke instanties in stand zijn gebleven.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling. De beslissing heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin alimentatieverplichtingen en de wijziging van echtscheidingsconvenanten aan de orde zijn.