ECLI:NL:HR:2011:BU1346
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens overtreding van verkeersvoorschriften
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Kantonrechter in Rotterdam. De aanvrager was veroordeeld tot een geldboete van € 145,- voor het overtreden van artikel 34, eerste lid onder b, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. R.J. Baumgardt, stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling en dat hij niet degene was die valse personalia had opgegeven tijdens de staandehouding. Hij voegde een kopie van zijn paspoort en rijbewijs toe ter ondersteuning van zijn stelling dat de handtekening op de documenten niet overeenkwam met die van de persoon die de valse gegevens had opgegeven.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage en oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken dat, indien deze feiten eerder bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad merkte op dat er geen handtekening van de persoon die de valse personalia had opgegeven in het dossier aanwezig was, en dat de aanvrager niet kon aantonen dat de handtekeningen niet overeenkwamen. Hierdoor werd de aanvrage tot herziening als kennelijk ongegrond afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij een herzieningsverzoek en de strikte eisen die aan de grondslagen voor herziening worden gesteld. De Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling en wees de aanvrage tot herziening af.