ECLI:NL:HR:2011:BU5687
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting en verzoek tot proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2011 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 februari 2011, betreffende navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 1998. De belanghebbende had navorderingsaanslagen ontvangen, vergezeld van een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder mogelijkheid tot kwijtschelding. Daarnaast waren er ook navorderingsaanslagen en boeten opgelegd voor de jaren 1999 en 2000, met heffingsrente. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en de verhogingen gehandhaafd, maar het Hof heeft deze uitspraken vernietigd en de navorderingsaanslagen en heffingsrente verminderd. Belanghebbende heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Staatssecretaris van Financiën heeft ook beroep in cassatie ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken. Belanghebbende verzocht de Hoge Raad om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de cassatieprocedure. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard en het verzoek van belanghebbende afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen. Tevens werd opgemerkt dat de verhogingen en boeten door het Hof waren vernietigd, waardoor de klachten hierover feitelijke grondslag misten.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het verzoek van belanghebbende om kostenvergoeding afgewezen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.