ECLI:NL:HR:2011:BU6502
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot boeten en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 1991 tot en met 1999. De belanghebbende, aangeduid als X, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde navorderingsaanslagen, die waren vergezeld van een verhoging van honderd procent van de nagevorderde belasting, zonder mogelijkheid tot kwijtschelding. Daarnaast waren er boeten en heffingsrente in rekening gebracht. De Inspecteur had de navorderingsaanslagen en de bijbehorende beschikkingen na bezwaar gehandhaafd, maar het Gerechtshof te Amsterdam had deze uitspraken vernietigd en de navorderingsaanslagen, boeten en heffingsrente verminderd, waarbij gedeeltelijke kwijtschelding van de verhogingen was verleend.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft ook beroep in cassatie ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en verklaarde het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof voor wat betreft de verhogingen voor de jaren 1991 tot en met 1997 en de opgelegde boeten voor de jaren 1998 en 1999. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat de Staat het griffierecht van € 111 aan belanghebbende moet vergoeden en dat de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten van rechtsbijstand werden vastgesteld op € 505,67. Dit arrest is van belang voor de beoordeling van de bewijsvoering door de Inspecteur en de proportionaliteit van de opgelegde boeten, en het benadrukt de noodzaak voor het verwijzingshof om de relevante omstandigheden van het geval in acht te nemen.