ECLI:NL:HR:2011:BU8751

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01156 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvrage tot herziening van een vonnis inzake mishandeling

Op 20 december 2011 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11/01156 H, waarin een aanvrage tot herziening werd afgewezen. De aanvrager, veroordeeld voor meermalen mishandeling van zijn levensgezel, had verzocht om herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Assen, dat op 20 augustus 2008 was uitgesproken. De aanvrager stelde dat een getuige in een latere strafzaak had verklaard dat hij de mishandelingen niet had gepleegd. Deze verklaring werd ondersteund door een proces-verbaal van de terechtzitting in die latere strafzaak.

De Hoge Raad overwoog dat het bewijsmateriaal dat destijds door de Politierechter was gebruikt, onder andere bestond uit gedetailleerde aangiften van het slachtoffer en verklaringen van getuigen. De nieuwe verklaring van het slachtoffer in de latere strafzaak werd als onvoldoende gewichtiger beschouwd om als novum te worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was, omdat de nieuwe feiten niet het ernstige vermoeden wekten dat, indien zij eerder bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening dan ook afgewezen, en de eerdere veroordeling van de aanvrager bleef in stand. Dit arrest werd uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.C. ten Klooster.

Uitspraak

20 december 2011
Strafkamer
nr. 11/01156 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Assen van 20 augustus 2008, nummer 19/830170-08, ingediend door mr. J.W. Bosman, advocaat te Almelo, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, domicilie kiezende te [plaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van 2. "mishandeling, gepleegd tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde als nader in het vonnis omschreven.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. De aanvrager is veroordeeld voor het meermalen mishandelen van [slachtoffer].
In de aanvrage wordt aangevoerd dat [slachtoffer] als getuige in een latere strafzaak (waarin de aanvrager ervan wordt verdacht een zekere [betrokkene 1] te hebben omgebracht) heeft verklaard dat de aanvrager de mishandelingen waarvoor hij bij de onder 1 genoemde uitspraak is veroordeeld, niet heeft gepleegd. Daartoe is bij de aanvrage het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof in genoemde latere strafzaak overgelegd.
3.3. Het bewijsmateriaal waarover de Politierechter destijds beschikte behelst onder meer een gedetailleerde aangifte van [slachtoffer] van door de aanvrager jegens haar gepleegde mishandelingen. Die verklaring vindt bevestiging in een, eveneens gedetailleerde verklaring van de zuster van [slachtoffer] en in verklaringen van genoemde [betrokkene 1] en een zekere [betrokkene 2].
Tegenover dat bewijsmateriaal is de thans overgelegde - globale - verklaring van [slachtoffer] van onvoldoende gewicht om een novum te kunnen aannemen.
Dat wordt niet anders door de, eveneens bij de aanvrage gevoegde verklaringen van een tweetal in de latere strafzaak door het hof gehoorde getuigen die er volgens de aanvrage op neer komen dat zij "doodsbang waren voor [betrokkene 1]".
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 20 december 2011.