ECLI:NL:HR:2012:BU2887

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/05170
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewezenverklaring van diefstal van elektrische energie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 4 december 2009 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976 en wonende te Veenendaal. De verdachte is beschuldigd van diefstal van elektrische energie, gepleegd in de periode van 30 juni 2005 tot en met 30 december 2005. De Hoge Raad heeft op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 09/05170.

De advocaat van de verdachte, mr. E.G.C. Groenendaal, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, specifiek wat betreft de bewezenverklaring van het onder 7 tenlastegelegde feit. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring van de diefstal van elektrische energie niet voldoende is onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad stelt vast dat de bewezenverklaring, die inhoudt dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektrische energie heeft weggenomen, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 7 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 januari 2012
Strafkamer
nr. S 09/05170
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 4 december 2009, nummer 21/003161-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G.C. Groenendaal, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de bewezenverklaring van het onder 7 tenlastegelegde feit met verwijzing van de zaak naar een aangrenzend gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat het onder 7 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 7 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 30 juni 2005 tot en met 30 december 2005 te Veenendaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (ter waarde van 459,17 Euro), toebehorende aan Eneco Services."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 3-8 van het stamproces-verbaal,) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - de op 11 januari 2006 afgelegde verklaring van aangifte namens Eneco Energie:
Namens Eneco Services ben ik bevoegd tot het doen van aangifte van strafbare feiten ten nadele van deze rechtspersonen. Op 30 juni 2005 is in het pand [a-straat 1] te Veenendaal de elektra- en gasmeter verwijderd i.v.m. wanbetaling. Tijdens het herplaatsen van de meters in opdracht van de woningbouw constateerde een monteur van Eneco, [betrokkene 1], dat er fraude was gepleegd aan beide meters in bovengenoemd pand.
Berekening schadebedrag Eneco:
In de periode 30 juni 2005 en 15 december 2005, zijnde datum uitzetting zijn 168 dagen. Er is een daggemiddelde uitgerekend van 2.733 euro x 168 dagen = 459.17 euro. Door het buiten de meetinrichting (kWh) geleiden van de elektrische energie vindt geen registratie plaats van de afgenomen energie. Uit de administratie van de Eneco blijkt dat voor dit perceel ter zake de levering van elektrische energie een overeenkomst is gesloten met [verdachte].
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 9-10 van het stamproces-verbaal,) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - de op 15 februari 2006 afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Op 30 december 2005 kreeg ik van de planning van Eneco Energie de opdracht om een nieuwe gas en elektrameter te plaatsen op het [a-straat 1] te Veenendaal gemeente Veenendaal. Aangekomen op het
[a-straat 1] heb ik de voordeur van de woning geopend en ben ik aan het werk gegaan in de meterkast. Hierbij trof ik de volgende zaken aan:
Elektrameter: Ik zag dat de zegels die aangebracht waren, waren verbroken. Ik zag dat de bedrading van de elektra was doorgekoppeld en dat er een hoofdstop van 25 ampère was aangebracht. Na meting constateerde ik dat de installatie onder spanning stond. Ik heb hierop de installatie gedemonteerd, en een nieuwe elektrameter geplaatst en verzegeld.
Gasmeter: Toen ik de gasmeter wilde plaatsen zag ik dat deze was doorgekoppeld en de installatie onder druk stond. Ik heb geprobeerd de installatie te ontkoppelen, maar de schroefdraad van de regelateur b-klep was dusdanig beschadigd, dat het plaatsen van een nieuwe gasmeter niet mogelijk was.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 14-15 van het stamproces-verbaal,) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - de op 16 maart 2006 af gelegde verklaring van verdachte:
Ik kan bevestigen dat ik in de periode 30 juni 2005 tot en met 15 december 2005 hoofdbewoner ben geweest van het pand aan het [a-straat 1] te Veenendaal, gemeente Veenendaal."
3.2.3. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"Diefstal energie Eneco
Is er bij [verdachte] sprake van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en van wegnemen van energie?
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] een tijd in detentie heeft gezeten in de ten laste gelegde periode en dat anderen van de woning gebruik hebben gemaakt.
(...)
Ik stel mij op het standpunt dat het enkele hoofdbewoner zijn, officieel huurder zijn, onvoldoende is om te worden veroordeeld ter zake van het stelen van de energie. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte] degene is geweest die de handelingen heeft verricht om de energie te kunnen stelen. Evenmin blijkt uit het dossier dat [verdachte] daarvan op de hoogte was en de situatie in stand heeft gelaten.
(...)"
3.3. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte een hoeveelheid elektrische energie "met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen" niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 7 tenlastegelegde en de strafoplegging;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 24 januari 2012.