ECLI:NL:HR:2012:BU5266
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beschikking inzake klaagschrift teruggave inbeslaggenomen geldbedrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht. De klager had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij verzocht om teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.815,-. De Rechtbank verklaarde de klager niet-ontvankelijk, omdat het geldbedrag eerder in de strafzaak tegen een derde, [betrokkene 1], verbeurd was verklaard. De Hoge Raad constateerde dat de strafzaak inmiddels onherroepelijk was geworden en dat het klaagschrift van de klager moest worden opgevat als een klaagschrift ex artikel 552b Sv. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en zond de stukken door naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De zaak betreft de toepassing van de artikelen 552a en 552b van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de Hoge Raad benadrukt dat indien een voorwerp inmiddels verbeurd is verklaard, het klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv moet worden opgevat als een klaagschrift ex artikel 552b Sv. Dit is van belang voor de bevoegdheid van de rechter die het klaagschrift behandelt. De Hoge Raad herhaalt eerdere rechtspraak en bevestigt dat de procedurele regels in acht moeten worden genomen, vooral wanneer de status van de inbeslaggenomen goederen verandert door een verbeurdverklaring.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de behandeling van klaagschriften in situaties waarin de status van inbeslaggenomen goederen wijzigt. De beslissing benadrukt de noodzaak voor rechters om de juiste procedure te volgen en de bevoegdheid te bepalen op basis van de actuele status van de goederen in kwestie.