ECLI:NL:HR:2012:BU5266

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04979 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking inzake klaagschrift teruggave inbeslaggenomen geldbedrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht. De klager had een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij verzocht om teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.815,-. De Rechtbank verklaarde de klager niet-ontvankelijk, omdat het geldbedrag eerder in de strafzaak tegen een derde, [betrokkene 1], verbeurd was verklaard. De Hoge Raad constateerde dat de strafzaak inmiddels onherroepelijk was geworden en dat het klaagschrift van de klager moest worden opgevat als een klaagschrift ex artikel 552b Sv. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en zond de stukken door naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

De zaak betreft de toepassing van de artikelen 552a en 552b van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de Hoge Raad benadrukt dat indien een voorwerp inmiddels verbeurd is verklaard, het klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv moet worden opgevat als een klaagschrift ex artikel 552b Sv. Dit is van belang voor de bevoegdheid van de rechter die het klaagschrift behandelt. De Hoge Raad herhaalt eerdere rechtspraak en bevestigt dat de procedurele regels in acht moeten worden genomen, vooral wanneer de status van de inbeslaggenomen goederen verandert door een verbeurdverklaring.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het duidelijkheid biedt over de behandeling van klaagschriften in situaties waarin de status van inbeslaggenomen goederen wijzigt. De beslissing benadrukt de noodzaak voor rechters om de juiste procedure te volgen en de bevoegdheid te bepalen op basis van de actuele status van de goederen in kwestie.

Uitspraak

24 januari 2012
Strafkamer
nr. S 10/04979 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Utrecht van 24 augustus 2010, nummer RK 10/552, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en primair tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan, subsidiair tot verwijzing van de zaak naar het ingevolge het tweede lid van art. 552b Sv bevoegde gerecht teneinde op het als beklag op de voet van art. 552b Sv op te vatten klaagschrift te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel richt zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de klager door de Rechtbank in zijn beklag.
2.2. Bij klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingekomen ter griffie van de Rechtbank te Utrecht op 13 april 2010, heeft de klager om teruggave verzocht van een op (de Hoge Raad leest) 19 augustus 2009 onder een derde ([betrokkene 1]) inbeslaggenomen geldbedrag van € 1.815,-, daartoe stellende dat dat geld hem toebehoort. De Rechtbank heeft de klager bij de bestreden beschikking in dat beklag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het geldbedrag bij vonnis van de Rechtbank te Utrecht van 29 december 2009 in de strafzaak tegen [betrokkene 1] reeds is verbeurdverklaard.
Het is de Hoge Raad ambtshalve bekend dat het Gerechtshof Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, op het tegen voormeld vonnis ingestelde hoger beroep bij arrest van 5 juli 2010 voornoemd geldbedrag wederom heeft verbeurdverklaard. Het tegen dat arrest ingestelde beroep in cassatie is door de Hoge Raad bij arrest van 24 januari 2012 verworpen. Het arrest van het Hof van 5 juli 2010 is daardoor onherroepelijk geworden.
2.3. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat, indien het gerecht dat bevoegd is tot afdoening van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, constateert dat sedert de indiening daarvan de desbetreffende voorwerpen bij inmiddels uitvoerbare beslissing zijn verbeurdverklaard of onttrokken aan het verkeer, dit klaagschrift moet worden opgevat als een klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv. Indien evenbedoeld gerecht, gelet op het tweede lid van dat artikel, niet bevoegd is tot behandeling van het aldus opgevatte klaagschrift dient het te bepalen dat de griffier de stukken zal zenden naar het tot die behandeling wel bevoegde gerecht (vgl. HR 23 november 1993, NJ 1994/263).
2.4. In dit geval is de verbeurdverklaring van het geldbedrag eerst in de cassatiefase van de beklagzaak onherroepelijk geworden. Ook in dat geval moet het klaagschrift worden opgevat als een klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv. De Hoge Raad zal, met vernietiging van de bestreden beschikking, de stukken doen zenden naar het ingevolge het tweede lid van art. 552b Sv bevoegde gerecht.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
bepaalt dat de stukken ter verdere behandeling en afdoening zullen worden gezonden naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 januari 2012.