ECLI:NL:HR:2012:BU6786
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van geldboete in cassatie wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht. De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete. De geldboete is verlaagd naar € 45.000,-. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen ook het tweede middel beoordeeld, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden en meer dan twee jaren waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden tot een vermindering van de geldboete. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.