3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser], die is geboren op [geboortedatum] 1951, is op 7 augustus 1978 in dienst getreden van Wierdense Draadindustrie B.V., rechtsvoorgangster van Holland Wapeningsstaal. Op grond van de toepasselijke UTA-CAO was Holland Wapeningsstaal gehouden een zogeheten WAO-gatverzekering voor [eiser] af te sluiten.
(ii) [Eiser] is op 24 januari 1999 arbeidsongeschikt geworden. Met ingang van 24 januari 2000 is aan [eiser] een WAO-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% en kreeg hij recht op een loondervingsuitkering tot 24 januari 2002. Met ingang van 24 januari 2002 ontving [eiser] een vervolguitkering. Toen is hem gebleken dat genoemde WAO-gatverzekering niet voor hem was afgesloten.
(iii) [Eiser] heeft tot en met periode 3 van 1999 (eindigend op 26 maart 1999) salaris van Holland Wapeningsstaal ontvangen. Op loonspecificaties over de perioden 1, 2 en 3 van 1999 en in de jaaropgave over de periode 1 januari 1999 tot 29 maart 1999 is Holland Wapeningsstaal als werkgever van [eiser] vermeld. Ook in jaaropgaven over - voor zover hier van belang - 1997 en 1998 is Holland Wapeningsstaal als werkgever van [eiser] vermeld.
(iv) In een brief van 28 mei 1999 van [betrokkene 1] aan [eiser] - op briefpapier van [A] B.V., een vennootschap die tot hetzelfde concern behoorde als Holland Wapeningsstaal - staat onder andere: "Datum in dienst is 07-08-1978. Het betreft hier dus een doorlopend dienstverband (...). P.S. U bent in dienst van [B] b.v., maar deze b.v. heeft nog geen eigen briefpapier."
(v) [B] voornoemd - die eveneens tot hetzelfde concern behoorde als Holland Wapeningsstaal - is op 16 februari 1999 opgericht. [Eiser] heeft vanaf periode 4 van 1999 tot l november 2002 salaris van haar ontvangen. Op loonspecificaties vanaf periode 4 van 1999 is [B] steeds als werkgever van [eiser] vermeld. Dit geldt ook voor de jaaropgave over de periode vanaf 29 maart 1999 (tot en met eind 1999).
(vi) Op 3 april 2002 heeft Holland Wapeningsstaal aan de CWI Oost Nederland (hierna: het CWI) verzocht een ontslagvergunning te verlenen voor [eiser] vanwege het feit dat [eiser] gedurende twee jaar onafgebroken arbeidsongeschikt was. In een brief van 9 april 2002 van [B] aan de CWI is vermeld dat de aanvraag namens Holland Wapeningsstaal een vergissing betrof, en verzocht de ontslagaanvraag te behandelen ten behoeve van [B]. De CWI heeft op 7 mei 2002 toestemming aan [B] verleend om het dienstverband met [eiser] op te zeggen.
(vii) [B] heeft hierna het dienstverband met [eiser] opgezegd tegen 1 november 2002. [Eiser] heeft in de beëindiging van het dienstverband berust.
(viii) In een brief - namens [eiser] - van 7 maart 2002 van FNV Ledenservice aan [B] staat onder andere: "[Eiser] was (...) ten tijde van de overname in dienst van Holland Wapeningsstaal.
(...) Ten tijde van de overname was hij reeds arbeidsongeschikt. (...) Met ingang van 24 januari 2002 is de WAO-vervolguitkering ingegaan. Dat betekent dat het maandelijkse inkomen ongeveer met fl. 850,- daalt.
Dit wordt ook wel aangeduid als het "WAO-gat". Op grond van artikel 18 a van de UTA-CAO dient werkgever ten behoeve van werknemers een verzekering af te sluiten die deze inkomensachteruitgang compenseert. (...) In haar brief d.d. 1 maart 2002 heeft Levob mij meegedeeld dat er geen WAO-gatverzekering is afgesloten. (...) Gelet op het bovenstaande verzoek ik u om uiterlijk op 15 maart 2002 uw verplichtingen voortvloeiende uit artikel 18 a UTA-CAO jegens [eiser] na te komen. Op die datum dient aan [eiser] een zodanige aanvulling betaald te zijn over de periode van 24 januari 2002 tot 1 maart 2002 dat de som van de WAO-uitkering en bedoelde aanvulling gelijk is aan 70% van het geldende WAO-dagloon."
(ix) [B] heeft de door [eiser] verzochte aanvullende maandelijkse betalingen gedaan, met ingang van 24 januari 2002, de ingangsdatum van de vervolguitkering. In november 2004 is [B] opgehouden deze betalingen te doen.
Naar aanleiding daarvan heeft FNV Bouw haar namens [eiser] een brief geschreven, die onder meer vermeldt: "(...) Cliënt is op 7 augustus 1978 in dienst getreden bij Holland Wapeningsstaal B.V. (...) De rechten en verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen zijn nadien klaarblijkelijk overgegaan op [A] B.V. Bij brief van 28 mei 1999 heeft deze vennootschap geschreven dat cliënt in dienst is van [B] B. V.".
(x) [B] heeft de aanvulling nog betaald tot 1 februari 2005. Zij is met ingang van 16 februari 2005 in staat van faillissement verklaard. Het faillissement van [B] is op 29 augustus 2007 opgeheven wegens de toestand van de boedel.