ECLI:NL:HR:2012:BU7359
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep in verband met griffierechten en verwarringwekkende informatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van [eiseres]. De zaak betreft een geschil over het tijdig voldoen van griffierechten in het kader van de Wet griffierechten burgerlijke zaken. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 4 november 2011, waarin ook sprake was van verwarringwekkende informatie van de gerechtelijke administratie. De Hoge Raad oordeelt dat de toepassing van de sanctie van niet-ontvankelijkheid in dit geval een onbillijkheid van overwegende aard oplevert, waardoor [eiseres] ontvankelijk is in haar beroep.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiseres] heeft op 28 maart 2011 een cassatieberoep ingesteld. De zaak werd op 2 september 2011 voor het eerst ter terechtzitting van de Hoge Raad uitgeroepen. De advocaat van [eiseres] heeft in een brief van 7 december 2011 betoogd dat het griffierecht tijdig is betaald, en heeft een nota overgelegd die de betalingstermijn bevestigt. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht op 5 oktober 2011 is betaald, maar dat dit niet binnen de vereiste termijn van vier weken na de uitroeping van de zaak ter terechtzitting is gebeurd, aangezien deze termijn op 30 september 2011 afliep.
De Hoge Raad concludeert dat de verwarring die is ontstaan door de communicatie van de gerechtelijke administratie, vergelijkbaar is met de situatie in het eerdere arrest. Dit leidt tot de beslissing dat [eiseres] ontvankelijk is in haar cassatieberoep. De zaak wordt vervolgens verwezen naar de rol van 24 februari 2012 voor dagbepaling en schriftelijke toelichting.