ECLI:NL:HR:2012:BU9887

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04678
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening door advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Brouwer, had op 25 oktober 2011 een verzoekschrift ingediend bij de Hoge Raad. Dit verzoekschrift was echter niet ondertekend door een advocaat die bevoegd was om bij de Hoge Raad op te treden, zoals vereist volgens artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat dit gebrek niet binnen de gestelde termijn van twee weken was hersteld, ondanks dat de mogelijkheid daartoe bestond. De advocaat had de gelegenheid om een correct exemplaar van het verzoekschrift in te dienen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan de verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn cassatieberoep. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en betreft een verzoekschriftprocedure. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was eveneens gericht op de niet-ontvankelijkheid van de verzoeker. De zaak is verder behandeld in het openbaar, waarbij de Hoge Raad verwees naar eerdere uitspraken ter onderbouwing van zijn beslissing. Het arrest is gepubliceerd en is te vinden op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

27 januari 2012
Eerste Kamer
11/04678
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H. Brouwer (te Utrecht),
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerster 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
6. [Verweerster 6],
wonende te [woonplaats],
7. [Verweerder 7],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 11/397F van de rechtbank Utrecht van 6 september 2011;
b. het arrest in de zaak 200.093.746 van het gerechtshof te Arnhem van 20 oktober 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 25 oktober 2011, heeft mr. H. Brouwer, advocaat te Utrecht, namens [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het verzoekschrift is niet, zoals wordt voorgeschreven in art. 426a lid 1 Rv., ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, maar door mr. H. Brouwer voornoemd.
Dit gebrek kon binnen twee weken hersteld worden door de indiening van een exemplaar van hetzelfde verzoekschrift, alsnog ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad (HR 10 juli 2009, LJN BI0773, NJ 2010/212). Dat is evenwel niet gebeurd. [Verzoeker] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 27 januari 2012.