3.1 Deze procedure is een vervolg op de procedure waarin de Hoge Raad op 25 juni 2010 een beschikking heeft gegeven (LJN BM0710, NJ 2010/370). In cassatie kan thans worden uitgegaan van hetgeen in de conclusie van de Advocaat-Generaal is vermeld onder 2.1-2.22.
Kort samengevat gaat het om het volgende.
(i) [Verzoeker 1] en [verweerder 4] - laatstgenoemde via een houdstervennootschap - zijn aandeelhouders in e-Traction Worldwide, die de aandelen houdt in onder andere e-Traction Europe. [Verzoeker 1] en [verweerder 4] waren tevens zelfstandige bestuurders van e-Traction Europe. [Verweerster 5], de echtgenote van [verweerder 4], was de derde bestuurder van e-Traction Europe en als zodanig slechts bevoegd e-Traction Europe te vertegenwoordigen tezamen met een andere bestuurder.
(ii) Doel van e-Traction Europe is het vermarkten en verkopen van "TheWheel", een alternatief - milieuvriendelijk en energiebesparend - aandrijfsysteem dat in verscheidene soorten voertuigen kan worden ingebouwd en waarvoor octrooien zijn verkregen.
(iii) De samenwerking tussen [verzoeker 1] en [verweerder 4] is in de loop van de jaren in toenemende mate verslechterd, met name door meningsverschillen over de binnen de onderneming van e-Traction Europe te voeren strategie.
[Verzoeker 1] vindt dat de technologie van TheWheel verder dient te worden vervolmaakt en verfijnd zodat dit product uiteindelijk kan worden verkocht. [Verweerder 4] is van mening dat de technologie van het product voldoende is uitontwikkeld en dat, eventueel in samenwerking met derden, moet worden overgegaan tot een meer projectmatige toepassing ervan.
(iv) Het aldus tussen [verzoeker 1] en [verweerder 4] gerezen verschil van inzicht heeft geleid tot een impasse in de bedrijfsvoering. Hierdoor kon (onder meer) e-Traction Europe haar leveranciers voor onderdelen van lopende projecten niet of slechts uiterst moeizaam betalen omdat de bank van e-Traction Europe voor iedere betaalopdracht een handtekening eiste van zowel [verzoeker 1], die in de Verenigde Staten van Amerika woont, als [verweerder 4].
(v) Bij overeenkomst heeft het bestuur van e-Traction Europe, in de persoon van [verweerder 4], aan een aantal werknemers van Europe die zich zorgen maken over de ontstane situatie (hierna: [verweerder] c.s.), de bevoegdheid toegekend, uit hoofde van art. 2:346, aanhef en onder c, BW, om een verzoekschrift als bedoeld in art. 2:345 BW in te dienen. [verweerder] c.s. hebben de ondernemingskamer verzocht om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van e-Traction Europe en haar dochtervennootschappen e-Traction Finance en e-Traction Manufacturing (hierna tezamen: e-Traction Europe c.s.) en onmiddellijke voorzieningen te treffen voor de duur van het geding.
(vi) De ondernemingskamer heeft bij beschikking van 16 oktober 2007 een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van e-Traction Europe c.s.
Daarbij heeft zij bij onmiddellijke voorziening, met ingang van 16 oktober 2007 en vooralsnog voor de duur van het geding, een derde benoemd tot bestuurder van e-Traction Europe. In een kort nadien gegeven nadere beschikking heeft zij de beschikking van 16 oktober 2007 in zoverre verbeterd dat [verzoeker 1], [verweerder 4] en [verweerster 5] bij onmiddellijke voorziening, eveneens met ingang van 16 oktober 2007 en vooralsnog voor de duur van het geding, als bestuurders van e-Traction Europe zijn geschorst.
(vii) Bij beschikking van 14 december 2007 heeft de ondernemingskamer de benoeming van genoemde derde tot bestuurder van e-Traction Europe en de schorsing van [verweerder 4] als bestuurder van diezelfde vennootschap beëindigd en bij onmiddellijke voorziening voor de duur van de procedure de overdracht ten titel van beheer bevolen van de door e-Traction Worldwide gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van e-Traction Europe. Bij een kort nadien gegeven nadere beschikking heeft de ondernemingskamer R.H.L. Cornelissen (hierna: Cornelissen) aangewezen als degene aan wie de aandelen als overgedragen gelden.
(viii) Nadat de door de ondernemingskamer benoemde onderzoeker zijn verslag had uitgebracht, heeft de ondernemingskamer, op verzoek van [verweerder] c.s., bij beschikking van 8 september 2008 (a) vastgesteld dat uit het verslag van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van e-Traction Europe c.s. van wanbeleid is gebleken en dat in de eerste plaats [verzoeker 1] voor het wanbeleid verantwoordelijk moet worden geacht, (b) bij voorziening op de voet van art. 2:356 onder b BW [verzoeker 1] als bestuurder van e-Traction Europe ontslagen en (c) bij voorziening op de voet van art. 2:356 onder e BW en vooralsnog voor de duur van twee jaren de overdracht ten titel van beheer aan Cornelissen bevolen van de aandelen die e-Traction Worldwide houdt in het geplaatste kapitaal van e-Traction Europe.
(ix) In rov. 3.10 van de beschikking van 8 september 2008 (hierna: de 2008-beschikking) heeft de ondernemingskamer overwogen dat de beheerder van de aandelen: "ter zake van die aandelen bevoegd [zal] zijn alle daaraan verbonden rechten uit te oefenen, de overdracht ter certificering daaronder begrepen, en zich overigens ter vervulling van zijn taak, indien en voor zover hij zulks nuttig of nodig acht en ook overigens te zijner discretie en onder door hem te bepalen voorwaarden, door (een) derde(n) [zal] kunnen laten bijstaan".
(x) Verzoekers hebben cassatieberoep tegen de 2008-beschikking ingesteld, welk beroep de Hoge Raad bij zijn hiervoor genoemde beschikking van 25 juni 2010 heeft verworpen.
(xi) Nog tijdens de looptijd van de hiervoor onder (xi) genoemde cassatieprocedure heeft een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van e-Traction Europe plaatsgevonden, waarin is besloten tot (a) het verlenen van medewerking door e-Traction Europe aan de uitgifte van certificaten van aandelen in haar geplaatste kapitaal, (b) het verlenen van goedkeuring voor het aangaan van een converteerbare geldlening met een derde en (c) het verlenen van het recht tot het nemen van aandelen in het geplaatste kapitaal van e-Traction Europe aan die derde onder de in de overeenkomst van geldlening uiteengezette voorwaarden. Het stemrecht op de aandelen in e-Traction Europe is telkens uitgeoefend door Cornelissen.
(xii) Ter uitvoering van de genomen besluiten zijn de aandelen in e-Traction Europe via Stichting Administratiekantoor e-Traction Europe (hierna: StAK) gecertificeerd en is ter versterking van het kapitaal van e-Traction Europe met genoemde derde de overeenkomst van geldlening gesloten, met toekenning van een optierecht aan deze derde. In de oprichtingsakte van StAK is de achtergrond van de certificering weergegeven en vermeld dat "uitgangspunt van de certificering is dat deze kan worden beëindigd zodra de door de OK in haar beschikking vastgestelde "patstelling in de algemene vergadering van aandeelhouders" van [e-Traction Europe] zal zijn geëindigd". De administratievoorwaarden bepalen onder meer dat de certificaathouder het recht heeft beëindiging van de administratie te vorderen mits die vordering geschiedt met goedkeuring van [verzoeker 1] en [verweerder 4].
(xiii) Bij beschikking van 18 december 2009 (hierna: de 2009-beschikking) heeft de ondernemingskamer verstaan dat, nu de door Cornelissen ten titel van beheer gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van e-Traction Europe bij notariële akte met het oog op certificering zijn overgedragen aan StAK, "de geldingsduur van de bij wijze van voorziening op de voet van artikel 2:356 BW bevolen overdracht ten titel van beheer aan mr. R.H.L. Cornelissen te Amsterdam van de aandelen die e-Traction Worldwide S.C.A., gevestigd te Luxemburg, houdt in het geplaatste kapitaal van e-Traction Europe B.V., zoals bedoeld in de beschikking van 8 september 2008, met ingang van 14 december 2009 is geëindigd." Tegen deze beschikking is geen cassatieberoep ingesteld.