ECLI:NL:HR:2012:BV2944

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/02809 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermindering van geldboete wegens overschrijding van redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 26 mei 2010. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. C.N.G.M. Starmans, had beroep in cassatie ingesteld tegen de opgelegde geldboete van € 100.000,-, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot vermindering daarvan, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Het middel dat hierop betrekking had, werd gegrond verklaard, wat leidde tot de vermindering van de geldboete van € 100.000,- naar € 97.500,-, met behoud van de voorwaardelijke straf.

De overige middelen die door de verdachte waren ingediend, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat deze middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad werd uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

13 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/02809 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 26 mei 2010, nummer 22/006359-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het zesde middel
2.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 100.000,- waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete;
vermindert de geldboete in die zin dat deze € 97.500,- bedraagt, waarvan € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 13 maart 2012.