ECLI:NL:HR:2012:BV3284
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding na intrekking van beroep in cassatie
In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën het beroep in cassatie ingetrokken, dat gericht was tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 mei 2011, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een boetebeschikking. De verzoekers, erfgenamen van de erflater, hebben de Hoge Raad verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de cassatieprocedure en om schadevergoeding te verlenen wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om hun zaak toe te lichten door hun advocaten, mrs. G.J.M.E. de Bont en P. de Haas. Na beoordeling van het procesdossier en de door partijen verstrekte gegevens, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er termen aanwezig zijn om te beslissen over de proceskosten die de erflater redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de cassatieprocedure. De Hoge Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 11/02897 samenhangt met de onderhavige zaak, zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Wat betreft het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad dit verzoek afgewezen. De redelijke termijn was sinds de indiening van het beroep in cassatie op 28 juni 2011 niet overschreden. Ook het verzoek om schadevergoeding wegens de niet-toekenning van schadevergoeding door het Hof is afgewezen, omdat een dergelijke klacht niet kan worden behandeld in een procedure die uitsluitend gericht is op kostenveroordeling op basis van artikel 29f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in samenhang met artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de erflater, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Dit arrest is gewezen op 10 februari 2012 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.