ECLI:NL:HR:2012:BV7019

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04255
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor het opzettelijk bereiden, vervaardigen, afleveren en vervoeren van amfetamine in de periode van 1 november 2004 tot en met 17 december 2004. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van drie getuigen ter discussie werd gesteld. De raadsman van de verdachte betwistte de betrouwbaarheid van deze verklaringen, maar het Hof heeft deze verklaringen toch voor het bewijs gebezigd zonder de redenen voor de betrouwbaarheid te specificeren, wat in strijd is met artikel 359, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in strijd met de wet heeft gehandeld door de verklaringen van de getuigen te gebruiken zonder de noodzakelijke motivering te geven. Dit verzuim leidt tot nietigheid van de uitspraak, zoals bepaald in artikel 359, achtste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van getuigenverklaringen en de noodzaak voor de rechter om expliciet te motiveren waarom bepaalde verklaringen als betrouwbaar worden aangemerkt.

De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen verduidelijkt die aan de motivering van bewijsbeslissingen worden gesteld, vooral in zaken waar de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen ter discussie staat. De Hoge Raad bevestigt hiermee dat een rechter niet alleen moet oordelen over de betrouwbaarheid van getuigen, maar ook de redenen daarvoor moet uiteenzetten, om zo de rechtszekerheid en de waarborging van een eerlijk proces te waarborgen.

Uitspraak

3 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04255
MSP/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 september 2010, nummer 22/002357-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 3 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M.A. Loevendie, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ondanks een ter terechtzitting gevoerd verweer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] tegenover de politie afgelegde verklaringen, die verklaringen voor het bewijs heeft gebezigd zonder in het bijzonder de redenen op te geven waarom het die verklaringen betrouwbaar acht.
2.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 01 november 2004 tot en met 17 december 2004 te Waalwijk en Goirle, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk heeft bereid en vervaardigd handelshoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij in de periode van 01 november 2004 tot en met 17 december 2004 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, één hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 september 2010 houdt het volgende in:
"Voorts betwist de raadsman de betrouwbaarheid van de door [getuige 1], [getuige 2], en [getuige 3] tegenover de politie afgelegde verklaringen, voor zover belastend voor zijn cliënt."
2.4. De bestreden uitspraak houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 2 september 2010 - zakelijk weergegeven - de betrouwbaarheid van de door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] tegenover de politie afgelegde verklaringen, voor zover belastend voor zijn cliënt, betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] zijn tegenover de politie diverse belastende verklaringen over de verdachte afgelegd.
Bij de rechter-commissaris zijn voornoemde personen op 27 september 2005 in aanwezigheid van de raadsman als getuigen gehoord.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd.
De getuige [getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris op alle vragen die met amfetamine te maken hadden een beroep gedaan op zijn verschoningsrecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2010 heeft de raadsman verzocht voornoemde personen als getuigen ter terechtzitting te horen, teneinde de betrouwbaarheid van de door hen tegenover de politie afgelegde verklaringen te toetsen. Dit verzoek is toen door het hof toegewezen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 2 september 2010 zijn de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] ieder afzonderlijk voor dit hof verschenen.
De getuige [getuige 1] heeft nadat door hem de belofte was afgelegd, geweigerd vragen te beantwoorden.
De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben geweigerd de gevorderde eed of belofte af te leggen en hebben beiden aangegeven geen vragen te willen beantwoorden.
Gelet hierop staat het het hof vrij de eerder door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] tegenover de politie afgelegde verklaringen voor het bewijs te gebruiken."
2.5. Het Hof heeft de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] voor het bewijs gebezigd en derhalve betrouwbaar geacht. Het Hof heeft evenwel - in strijd met art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Dat verzuim heeft ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid tot gevolg.
2.6. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter van-Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 3 april 2012.