ECLI:NL:HR:2012:BV7140
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verzoek tot nader onderzoek in bijstandsfraudezaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1951 en woonachtig te Amsterdam, was beschuldigd van bijstandsfraude. Het Hof had eerder geoordeeld dat de verdachte opzettelijk had nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Gemeentelijke Sociale Dienst, wat leidde tot onterecht ontvangen uitkeringen. De verdediging had in hoger beroep een verzoek gedaan om de zaak aan te houden voor nader onderzoek, maar het Hof had dit verzoek niet ingewilligd. De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 330 van het Wetboek van Strafvordering, omdat het niet voldoende specifiek was. Hierdoor was het Hof niet verplicht om op het verzoek te beslissen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf, en verminderde deze naar 95 uren. Ook werd de duur van de vervangende hechtenis verminderd naar 47 dagen. De Hoge Raad oordeelde verder dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van honderd uren. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van goed onderbouwde verzoeken in het strafproces en de noodzaak voor de rechter om op dergelijke verzoeken te beslissen, mits deze aan de wettelijke eisen voldoen.